knecht verkiest te hooren, zal deze u
zeggen, dat uw zoon hem verhinderde mij ter hulpe te komen, terwijl een
ander mij in de borst greep en mishandelde."
"Die ellendige!" riep ik: "voorzeker, als de zaak op die wijze wordt
voorgedragen, moet mijn handelwijze vreemd en berispelijk schijnen."
"Z.-Ed.-Gestr. antwoordde niet; maar, na zich een korten tijd bedacht te
hebben, zeide hij: "Mijnheer Blaek! wij zullen deze zaak nader
onderzoeken: en hoe dat onderzoek afloope, wees verzekerd, dat wij UEd.
recht zullen doen wedervaren."--Daarmede kreeg de Jongeheer zijn
afscheid.--Maar toen kwam er nog wat, en ik vrees daarbij verkeerd
gehandeld te hebben. Uw Heer vader vroeg mij, zoodra wij alleen waren,
of ik UEd. kende. Ik antwoordde toestemmend." "Ja!" zeide Z.-Ed.-Gestr.:
"ik weet, gij hebt te zamen een avond bij Monsieur Helding doorgebracht.
Vergun mij, u eene vraag te doen. Is UEd. het niet, dien hij naar huis
heeft gebracht?"--"Ed.-Gestrenge!" antwoordde ik, eenigszins verwonderd;
"die eer heb ik niet gehad: uw zoon is vroeger vertrokken."
"Ach!" zeide ik: "daar begint de straf van mijn logen."
"Het ernstig gelaat van uw Heer vader," vervolgde Velters, "liet geen de
minste verandering bespeuren: en toch was het mij, toen hij mij zeide,
dat ik afgedaan had, alsof zijne stem mij te kennen gaf, dat hij
ontevreden was: en ik gevoelde, dat ik UEd. een kwaden dienst gedaan
had, door de waarheid te spreken. Dit smertte mij:--maar ik mocht toch
niet liegen:--en nu meende ik, ware het best, UEd. vooraf te waarschuwen
van het voorgevallene, ten einde UEd. in staat te stellen, van naar
bevind van zaken te handelen."
"Het is waar," zeide ik, na eenig stilzwijgen, "gij hebt mij een
slechten dienst gedaan; maar God beware mij van te wenschen, dat gij om
mijnentwille aan de waarheid zoudt hebben te kort gedaan. Ik heb,
ofschoon om bestwil, mij met een logen moeten behelpen, en dien er thans
de gevolgen van te dragen.--Maar wij naderen ons huis! laten wij hier
afscheid nemen: het zou ook u in onaangenaamheden kunnen wikkelen, zoo
men ons thans bijeen zag. Geloof, dat ik u dankbaar blijf voor den
dienst, mij door u bewezen:--al is die dienst genoegzaam geweest, om mij
mijn eetlust voor dezen middag te benemen."
Velters verliet mij en ik kwam in een vrij onaangename stemming te huis.
Nauwelijks dorst ik de oogen opslaan toen ik binnentrad: mijn vader was
ernstig en sprak weinig: mijn moeder zuchtte, zag mij nu en dan met een
w
|