n ware, ging ik voor het raam staan, en keek, zooveel de
tegen de ruiten kletterende regen zulks gedoogde, naar de
voorbijgangers. Nauwelijks had ik eenige minuten aldaar doorgebracht, of
een rijtuig hield voor de deur stil, waarvan ik de kleur en livrei
spoedig genoeg herkende. Ik zag, nadat er gebeld en opengedaan was, den
Heer Jacobus Blaek uit het portier stijgen en een oogenblik later het
vertrek binnentreden.
Er zijn weinige ontmoetingen lastiger, dan die tusschen twee personen,
waarvan de een kort te voren den anderen een gewichtig verzoek heeft
afgeslagen. Beiden maken bij die gelegenheid een gek figuur, vooral
wanneer zij overigens van denzelfden stand in de maatschappij zijn en
elkander vroeger op een gemeenzamen voet gezien hebben, zoodat er
althans eenige woorden van beleefdheid gewisseld moeten worden. De een
is dan bang, dat er op het verzoek zal teruggekomen, en dat hem
verklaring of uitlegging zijner handelwijze zal afgevergd worden: hij
vreest, zoo hij te beleefd is, bij den anderen hoop te verwekken op
iets, dat toch niet verwezenlijkt kan worden, en hij wil toch niet, door
lomp te zijn, nieuwe en onnoodige reden tot misnoegdheid verwekken:--de
ander is evenmin op zijn gemak; want bij den wrevel, dien men in hem
over de geleden weigering veronderstellen moet, wil hij niet te beleefd
zijn, uit angst dat men hem van laagheid verdenken zal, en toch wil hij
ook niet, door gebrek aan beleefdheid, de goede kansen, die hij
misschien nog hebben mocht, ten eenenmale verspelen. In mijn geval kwam
hier nog de onaangename omstandigheid bij, dat ik niet wist, of den Heer
Blaek het geval met zijn zoon ten huize van Heynsz bewust was, en zoo
ja, op welke wijze hem zulks voorgesteld was en of ik mij deswege al of
niet moest verontschuldigen.
Hoe dit ware, het bleek mij duidelijk, dat mijn tegenwoordigheid hem
alles behalve aangenaam was. Hij beantwoordde mijn groet met een stijve
buiging, nam geen notitie van den Zaankanter, zette zich, haalde een
zakboekje voor den dag en doorliep eenige papieren, welke hij daaruit
nam. Dit gold zooveel als een wenk, dat hij in geen onderhoud verlangde
te treden: en ik hervatte dus mijn vorige houding, zonder acht op hem te
slaan.
Op deze wijze verliep er een vrij onaangenaam kwartieruurs, en ik
voorzag, dat mijn toestand nog lastiger zou worden, wanneer de derde
man, die zich in 't vertrek bevond, en wiens tegenwoordigheid ons
wederzijdsch stilzwijgen nog eenigszins wettigde,
|