FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391  
392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   >>   >|  
zou binnengeroepen worden, en ik mij alzoo met den Heer Blaek alleen bevinden. Weldra scheen dat oogenblik te zullen komen. Ik hoorde de schel van den Notaris klingelen, den Klerk de trappen ophollen en kort daarop weder beneden komen, om dengenen, wiens audientie was afgeloopen, uitgeleide te doen, en een nieuwen bezoeker op te roepen. Werkelijk werd de deur van het vertrek geopend en de stem van den Klerk noodigde Kneel Poppes uit, hem te volgen. De Zaankanter rees op, mompelde een goeden avond tegen ons en volgde den Klerk naar boven. Terzelfder tijd hoorde ik den man, die van boven gekomen was, zeggen: "met uw verlof! ik heb mijn parapluie in de zijkamer laten staan."--De spreker trad binnen: en tot mijn spijt herkende ik in hem niemand anders dan Amelia's vader, met zijn scharlaken rok en zijn bril. Hij herkende mij insgelijks, gelijk ik uit een schier onmerkbaar gefronsel zijner wenkbrauwen opmaakte. Om zijn parapluie te krijgen, die in een hoek van het vertrek stond, moest hij den Heer Blaek voorbij, die nog altijd in dezelfde houding was blijven zitten en geen acht op hem scheen te slaan. Voor hem gekomen, bleef de Heer Bos even staan, hield het oog op hem gevestigd, deed een stap achteruit en zeide toen met een duidelijke, doch zachte stem: "Jacobus Blaek!" "Frederik Van Lintz!" riep deze, verbleekende, terwijl hij opsprong en zijn bekende van vroegere jaren met een blik van verbazing en schrik aanstaarde. "Ikzelf!" zeide Van Lintz: "ik zie dat gij, in spijt mijner vermomming, mijn stem nog herkent." "Maar hoe durft gij...? Lieve God!... bedenk toch...." en de Heer Blaek scheen hem door een zijdelingschen blik te willen doen opmerken, dat zij zich niet alleen bevonden. "O! dat is niets!" zeide Van Lintz, met een glimlach: "de Heer Huyck zal mij niet verklappen:--en bovendien, ik heb geene keuze en moet de gelegenheid, nu zij zich voordoet, bij de haren vatten. Er kon voor mij geene gelukkiger ontmoeting zijn dan deze; want ik had al op de middelen gepeinsd om een onderhoud met u te hebben." "Met mij! en wat kunt gij mij toch te zeggen hebben?... Maar spreek toch zacht om 's Hemels wil! Bedenk, dat uwe veiligheid...." "Die hangt van u af. Gij alleen kunt mij helpen: gij zult dit doen om onzer oude vriendschaps wille: om den wille van onzen braven broeder, die in den Hemel is." Ik zag, dat de Heer Blaek opnieuw van kleur verschoot. "Zwijg toch, bid ik u," fluisterde hij: "ik wil u immers g
PREV.   NEXT  
|<   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391  
392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   >>   >|  



Top keywords:

scheen

 
alleen
 
hebben
 

gekomen

 

zeggen

 

herkende

 

parapluie

 

hoorde

 

vertrek

 

opnieuw


bedenk

 
glimlach
 

willen

 
bevonden
 
opmerken
 

zijdelingschen

 

herkent

 

fluisterde

 

opsprong

 

bekende


vroegere

 

terwijl

 

verbleekende

 

immers

 

mijner

 
vermomming
 

Ikzelf

 

verbazing

 

schrik

 
aanstaarde

verschoot

 

broeder

 

gelukkiger

 

ontmoeting

 
veiligheid
 

Hemels

 

Bedenk

 
middelen
 

gepeinsd

 

onderhoud


vriendschaps
 

braven

 

verklappen

 

spreek

 

bovendien

 

gelegenheid

 

helpen

 

vatten

 

voordoet

 
dezelfde