nlijk om
mij uit de verlegenheid te redden, zei met een gemaakten lach:
"'t Zal een prinses zijn, die incognito reist; en prinsessen worden
nooit anders als bij haar voornamen genoemd."
"Dat is zeker," zeide ik, moed vattende, "dat ik haar doopnaam beter
weet, dan haar familienaam; maar overigens is onze kennis al zeer gering
en ik verlang die niet nader aan te knoopen, hoe lief zij ook wezen
moge."
"Niet?" zeide Tante: "en gijzelf, Neef! hebt haar zoozeer tot voorspraak
gestrekt, toen ik haar wilde verstooten."
"Wel Tante! Wat zal ik u zeggen? Uw goedheid spoorde u aan, haar, die u
onbekend was, bij u te ontvangen: en mijn hart zeide mij dat de leer,
die zij beleed, haar aanspraak op uwe bescherming niet verminderde. Dat
is alles."
Mijn vader zag mij aan, schudde bedenkelijk het hoofd, nam een snuifje
en verwijderde zich om in zijn vertrek te gaan arbeiden: zoodat, zeer
tot mijn genoegen, het gesprek over Amelia en haren vader hierbij rusten
bleef.
* * * * *
ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
WAARIN GELEERD WORDT, HOE MEN BEST OUDE PAARDEN VERKOOPT, EN JONGE
BEDERFT.
Het was gelukkig voor mij, bij de stemming, waarin ik mij bevond, dat
het ophanden zijnde vertrek van Kapitein Pulver mij vrij wat bezigheid
aan 't kantoor verschafte en daardoor buiten de mogelijkheid stelde om
mij over te geven aan mijn leedwezen over de ondervonden teleurstelling.
Al had de arbeid geene andere nuttigheid als deze, dat hij den geest
bezig houdt en belet het verdriet te gevoelen, dan nog zou hij als een
weldaad voor het menschdom moeten beschouwd worden. En boven alle andere
zijn, in gevallen, wanneer de ziel ontroerd en geschokt is, de
zoogenaamde dorre eentonige werkzaamheden, welke ons beroep verschaft,
verkieslijk boven die, welke een meer aanlokkende zijde hebben en
waarbij de verbeelding mede in 't spel gebracht wordt. Wijsbegeerte en
fraaie letteren mogen op den duur kalmte en vertroosting aan den geest
bieden: haar beoefening zoude ik vergelijken bij die van de
gezondheidskuur, waarvan de invloed, hoe heilzaam ook, eerst later
gevoeld wordt; beroepsbezigheden zijn als de pijnstillende opium of de
blaartrekkende pleister, welke de kwaal niet wegnemen, maar ons beletten
die te gevoelen.
Maar toen ik, na afloop van het kantoor, weder te huis kwam, en de avond
te schoon was, om dien op mijn kamer door te brengen, terwijl de dames
uit waren, keerde mijn zwaarmoedigheid. "Kom!" dach
|