FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358  
359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   >>   >|  
lde uit de sjees. Hij was echter dadelijk weder op de been en werd nu door de toestroomende liefhebbers met luid gegalm als overwinnaar begroet. Reynhove was intusschen insgelijks aangekomen, mede vrij verhit en ontdaan; doch zijn paard toonde slechts weinige blijken van vermoeidheid en wettigde daardoor de lofspraak, daaraan door Krijn Jaspersz gegeven. Alleen het schuim, waarmede het bedekt was, een korte hoest en een trillende beweging van het lichaam, toen het stilstond, gaven bewijs dat het hard geloopen had. Een lakei van Reynhove schoot dadelijk toe, dekte het met een warm kleed en bracht het op stal met behulp van den kastelein der _Tweehonderd Roe_. Ofschoon nu onze Hagenaar het onderspit gedolven had, bleek mij echter dat de oordeelvelling van den Overtoomschen kastelein juist geweest was; want de paarden van Blaek hadden zich overloopen: het eene lag, zooals ik gezegd heb, op den grond en scheen meer dood dan levend; het andere stond nog, doch hijgende als een juffershondje en zoo onvast op de beenen, als ware het op het punt van neer te storten. Met veel moeite deed men het gevallene opstaan, en bracht men beide opstal. "Jongen! dat is jammer!--Ik hoop, dat het den beestjes geen kwaad zal doen! Zij hadden zich zoo mooi gekweten!--Je bent den ander toch vooruitgebleven!--'t Mag wezen hoe 't wil: 't is beter, dat ze crepeeren, dan dat die magere knol je voorbij ware gereden, enz. enz."--Zoo klonken de troostredenen, die nu in ruime mate aan Lodewijk werden toegevoegd; maar waar hij geen oor naar had, zoo grootsch was hij op zijn overwinning; ofschoon hem die waarlijk een paar goede paarden kosten zoude. "Ik ben toch de baas gebleven!" riep hij Reynhove toe, met een zegevierenden blik. "Dat geloof ik wel," zeide deze, met spijtige bedaardheid: "gij waart schier aan 't hollen geslagen: en ware uw paard niet gestort, dan zoudt gij ze niet gearreteerd hebben. Op zoo'n wijze zoude ik niet willen triomfeeren." "Heb ik het niet gezeid?" zeide Krijn Jaspersz: "'t is een bloot toeval en meer niet, zoo de blessen eerst an zijn; maar ik vraag maar an iedereen, of die prijs mooi gewonnen is? Ik heb gezeid, en ik blijf er bij, dat de ruin op den langen weg beter loopt: en as Meneer hem niet had willen sparen, was hij nog de baas gebleven." "As! As!" herhaalde Weinstuebe: "asch is verbrante tourf: en je pint toch je toeppeltjes kwijt, man." "Dat ben ik," zeide Krijn: "heb daarover geen zorg; maar dat belet nie
PREV.   NEXT  
|<   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358  
359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   >>   >|  



Top keywords:
Reynhove
 

gezeid

 
kastelein
 

willen

 

dadelijk

 

echter

 
bracht
 

Jaspersz

 
gebleven
 
paarden

hadden

 

grootsch

 

overwinning

 

vooruitgebleven

 

waarlijk

 
ofschoon
 

toegevoegd

 

klonken

 

troostredenen

 

gereden


magere

 

voorbij

 
kosten
 

crepeeren

 
Lodewijk
 

werden

 
schier
 

langen

 

Meneer

 
gewonnen

sparen
 

herhaalde

 

daarover

 

toeppeltjes

 

Weinstuebe

 

verbrante

 

iedereen

 

hollen

 

geslagen

 

bedaardheid


spijtige

 

zegevierenden

 

geloof

 
gestort
 
toeval
 

blessen

 

triomfeeren

 

gearreteerd

 

hebben

 
moeite