e aan tafel buitengewoon stil
en afgetrokken was geweest, mij met hem naar zijn kamer. Ik volgde
bevende als een misdadiger, die in het verhoor zal gaan; want zijn
gelaat stond strak en ernstig en voorspelde weinig goeds. Hij wees mij
zwijgend een stoel aan en zette zich over mij. Na een snuifje te hebben
genomen, begon hij aldus:
"Uw moeder heeft mij gezegd dat gij huwelijksplannen in 't hoofd hebt."
"Inderdaad, Vaderlief! En ik zou mij hoogstgelukkig achten, indien zij
uwe goedkeuring konden wegdragen."
"Gij hebt altijd een bedaard oordeel gehad, Ferdinand! en waart nooit
gewoon u te overijlen. Des te meer bevreemdt het mij, dat gij, nu het
den gewichtigsten stap uws levens geldt, u blootstelt, wegens
onberadenheid veroordeeld te worden."
"Ik hoop," zeide ik, "dat mijn keus mij voor een dergelijk vonnis
vrijwaart.
"Rechtuit gesproken, dat doet zij niet. Ik heb altijd veel goeds van de
bedoelde Juffer gehoord:" ('t is zonderling, dat vaders in een dergelijk
geval nooit den naam uitspreken, als waren zij bang dat daarin een
mystieke kracht lag opgesloten), "zij ziet er lief uit, en ik kan klaar
begrijpen, dat een jongmensch haar naar zijn zin vindt;--maar toch! een
meisje, dat gij nog den tijd niet hebt gehad te leeren kennen, zoo
opeens tot de gezellin uws levens te kiezen, dat is wat vlug, wat wild
geprocedeerd, en, zooals ik zeide, dat had ik niet van u verwacht."
"Ik moet bekennen," zeide ik, "dat uw beschuldiging veel grond heeft;
maar ik neem de vrijheid, u te doen opmerken, dat ik, door een samenloop
van toevallige omstandigheden, gelegenheid heb gehad, haar karakter te
leeren kennen en waardeeren. Toen ik haar voor het eerst ontmoette op
den koepel van Guldenhof, trof mij haar beschaafde toon, haar
ingetogenheid en minzaamheid: later op Heizicht vond ik een nieuw
behagen in haar ongedwongen en toch recht fatsoenlijken omgang:--en op
het jacht, in de ure des gevaars, kreeg ik eerbied voor haar
beradenheid, haar kalmte van geest en godsdienstzin. UEd. zult mij
toestemmen, dat die weinige dagen mij beter hebben in staat gesteld, een
oordeel over haar te vellen, dan dat ik haar jaren lang op gastmalen en
danspartijen ontmoet had."
"Daar is wat van aan:--en met welk oog ziet zij u aan?"
Ik verhaalde aan mijn vader de omstandigheden van mijn onderhoud met
Henriette.
"Ik had niet verwacht," hernam hij, "dat gij een dergelijken stap zoudt
doen, alvorens uwe ouders daarover te raadplegen."
"Ik betu
|