er in het oog houden,
dat zijn welbegrepen plicht niet medebracht om op een bank te liggen
zuchten, maar wel om zijn reisgenooten te ondersteunen en op te beuren:
en zoo wij in die ure vergaan waren, zou hij met de zelfvoldoening
gestorven wezen, dat hij bij het opontbod werkzaam gevonden was."
"Zoo gij het op die wijze beschouwt, Neef!" zeide Tante, "dan hebt gij
gelijk: en dan had zeker die Duitsche Heer beter gedaan, zoo hij niet
alleen zelf gebeden had, maar ook de overigen in een lofwaardige
stemming had pogen te brengen."
"Mijnheer!" zeide Reynhove, mij met warmte de hand drukkende: "ik
declareer u op mijn eer, dat UEd. een perfect Advocaat zoudt zijn! maar
waarlijk! ik meriteer niet, dat UEd. met zulken lof spreekt van de
stemming, welke mij toen bezielde. Ik had een pressentiment, dat wij er
wel zouden afkomen; en dacht daardoor zeer weinig aan die zaken,
waarover ik had moeten denken, gelijk Mejuffrouw mij zeer juist doet
inzien. Ik schaam mij wel een weinig, dat te avoueeren; maar ik begeer
geene louanges, die mij niet toekomen."
"Dat is braaf van u gedacht, Mijnheer Reynhove!" zeide mijn vader, "en
doet u in mijne opinie rijzen. UEd. zal het misschien onbeleefd vinden,
dat ik u de eerste reis, dat UEd. ons met een bezoek vereert, zoo
onbewimpeld de waarheid zeg; maar ik moet u ronduit verklaren, naar het
weinigje, dat ik van u gezien heb, oordeelende, dat het van u afhangt,
een voortreffelijk mensch, en wat meer zegt, een godvreezend Christen te
worden."
"En ik, Mijnheer!" zeide Reynhove, "kan u van mijne zijde declareeren,
dat ik niets meer ambitionneer dan uwe goede opinie te meriteeren."
"Is UEd. niet een zoon van den Heer Ambrosius Reynhove, die lid is van
HH. Hoogmogenden?" vroeg mijn vader.--Reynhove boog.
"Wel! dat verheugt mij. Wij zijn nog te zamen aan de academie geweest.
Hij was een mijner beste vrienden."
"Hij heeft mij ook met hooge achting over UEd. gesproken," zeide
Reynhove, "en mij gechargeerd, UEd. zijne complimenten te brengen."
"Wij zeiden dikwijls onder ons," vervolgde mijn vader: "Reynhove zal nog
eens een aanzienlijk persoon worden; want toen reeds was hij de _primus
inter pares_ en de geboren Voorzitter van alle mogelijke
Studenten-commissien.--En UEd., Mijnheer Reynhove! bekleedt zeker ook
reeds deze of gene betrekking?"
"Tot nog toe niet. Ik kan niet zeggen, dat ik die ooit zeer
geambitionneerd heb."
"Des te erger, Mijnheer!--Iemand van uwe jaren, die niet gehee
|