l van
bekwaamheden ontbloot is, behoort werkzaam te zijn, en niet te vergeten,
dat de Staat recht heeft op zijn arbeid en talenten:
_Hos ante effigies maiorum pone tuorum,_
Bovendien, de ledigheid is een duivelsoorkussen."
"Spreek toch niet zoo, Papa!" zeide Suzanna, die ik alreeds wegens haar
langdurig stilzwijgen bewonderd had: "'t Is uit klinkklare
edelmoedigheid, dat Mijnheer niets uitvoert."
"Uit edelmoedigheid, Mejuffrouw!" herhaalde Reynhove verbaasd.
"Wel ja," hernam zij: "er zijn zoovele arme slokkers, die niets bezitten
en naar een postje hunkeren, om er van te bestaan, dat de Heer Reynhove,
die rijk genoeg is, geen hunner daarvan berooven wil."
"UEd. is te goed, Mejuffrouw!" zeide Reynhove: "maar ook dezen lof moet
ik refuseeren; want ik beken, dat mij dit excuus nimmer voor den geest
is gekomen."
"Het zou bovendien geene verschooning zijn," zeide mijn vader: "zoolang
er eereposten genoeg zijn, die werk verschaffen en die men zonder
bezoldiging waarneemt. Ik ben overtuigd, Mijnheer Reynhove! dat uw vader
er over denkt gelijk ik."
Reynhove boog, niet wel wetende wat hij zeggen zoude.
"Maar ik vergeet," vervolgde mijn vader, "dat UEd. mij niet zonder reden
zoudt kunnen betichten mij te bemoeien met hetgeen mij niet aangaat.
Schrijf dit toe aan mijn post van Hoofdschout, die mij in de
noodzakelijkheid brengt van mij met eens andermans zaken te bemoeien."
"Ik schrijf," zeide Reynhove, "dit liever toe aan UEd. belangstellende
vriendschap en neem in die suppositie uwe raadgevingen met dankbaarheid
aan, gepersuadeerd, dat UEd. mij niets kunt zeggen dan hetgeen door mij
verdient gemoditeerd en betracht te worden."
"UEd. neemt het recht heuschelijk op," zeide mijn moeder: "mag ik
vragen, waar UEd. gelogeerd is?"
"Bij den Heer Blaek," antwoordde Reynhove: "ik heb zijn zoon op de
paardenmarkt leeren kennen en heb niet kunnen weerstaan aan zijn
pressante invitatie, om eenigen tijd bij hem te komen passeeren."
Mijn vader keek eenigszins strak; maar hervatte spoedig met minzaamheid:
"ik twijfel niet, Mijnheer! of uw verblijf bij den Heer Blaek is genoeg
berekend om u allerlei genoegens te doen smaken: ook wil ik hem zijn
gasten niet aftroggelen. Intusschen, zoo UEd. eens een dag vrij zijt en
den gewonen pot bij ons voor lief wilt nemen, wees dan zoo goed daarvan
gebruik te maken. UEd. zult ons altijd welkom zijn."
"O ja, Mijnheer!" zeide mijn moeder: "maar vergeet niet, dat het geen
Haag
|