FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344  
345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   >>   >|  
een wip het hart van een onschuldig maagdelijn veroverd hebt, zoodat gij zeggen kunt als Cesar: ik kwam, zag en overwon." "Ik weet niet," zeide mijn vader: "of het juist veel voor het oordeel van de Juffer bewijst, dat zij haar jawoord zoo spoedig aan dien Sinjeur gegeven heeft." "Foei Willem!" zeide mijn moeder: "hoe kunt gij zoo iets zeggen." "Och! 't is maar een paar bedorven," zeide Suzanna: "maar gij moet denken, Papa, dat Jetje ook niet te streng veroordeeld moet worden. Zij kan haar vrijers wel tellen: en dewijl haar neef, die bullebak, haar toch niet hebben wil, doet zij zoo mal niet, de gelegenheid bij de haren te pakken. Ik weet, helaas! zelve bij ondervinding, dat de liefste, beminnelijkste, aardigste, geestigste meisjes, zonder geld, vruchteloos op den uitkijk zitten, en als Mevrouw Blauwbaard roepen: Anna! zuster Anna! ziet gij niets komen?" "Ei zoo, Santje!" zeide ik: "ik wist niet dat gij er zoo over dacht. Hebt gij zulk een haast om getrouwd te zijn?" "Oho! hadt gij hoop, mij als een oude vrijster te zien sterven, en rekent gij al op mijn erfenis voor uwe kinderen? Op potgeld, rente, kustinghbrieven; En schimmelpenningh, lang vergaert, En spaerpot uyt myn mont gespaert?-- zooals Vondel zegt:--Och jongenlief! Stel dat maar uit uw zinnen: het zou de bloeien toch uit de hand vallen: en ze zouden hun vingers aan Tantes geld wel niet blauw tellen. Maar Vaderlief! zeg mij toch eens, wij hebben er laatst ook over gesproken, Ferdinand en ik: hoe komt de oude Heer Blaek toch zoo schrikkelijk en geweldig rijk en zijn nichtje zoo arm?--heeft Jetjes vader er den boel wezenlijk doorgelapt, gelijk men verhaalt?" "Gij vraagt mij meer dan ik u zeggen kan," antwoordde mijn vader: "Ik ben ambtshalve genoeg gedwongen om in de geheimen van anderen te dringen, zoodat ik mij daar uit nieuwsgierigheid zelden over bekommer. Wel weet ik, dat zoowel Jacobus als Hendrik Blaek weinig vermogen bezaten: zoo zelfs, dat zij beiden, eens weduwnaars zijnde, het vaderland hebben verlaten om hun fortuin elders te beproeven. Den eenen is dit gelukt: de andere is gestorven eer hij tijd had gehad, iets te vergaderen." "Hij moet wel schrikkelijk veel geld hebben, die oom Blaek," zeide Suzanna: "althans zijn zoontje maakt nogal vertering, zonder dat het hem schijnt te hinderen." "Lodewijk Blaek heeft geld van zijn eigen," zeide mijn moeder "maar wat bekommert ge u daarover kinderen! het geld maakt iemand i
PREV.   NEXT  
|<   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344  
345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   >>   >|  



Top keywords:
hebben
 

zeggen

 
Suzanna
 

tellen

 

kinderen

 

zonder

 
schrikkelijk
 

moeder

 
zoodat
 
vraagt

verhaalt

 

doorgelapt

 

gelijk

 

wezenlijk

 

antwoordde

 
anderen
 

geheimen

 

dringen

 

nieuwsgierigheid

 

gedwongen


Jetjes

 

ambtshalve

 
genoeg
 

nichtje

 
Vaderlief
 

veroverd

 
Tantes
 

zouden

 

vingers

 
laatst

onschuldig
 

geweldig

 

zelden

 

maagdelijn

 

gesproken

 

Ferdinand

 

althans

 

zoontje

 

vergaderen

 

vertering


daarover

 

iemand

 

bekommert

 
schijnt
 
hinderen
 

Lodewijk

 

bezaten

 

beiden

 

weduwnaars

 
vermogen