FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335  
336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   >>   >|  
ken: dat is al wat ik verlang." "Hoor! ik wil oprecht met u zijn," zeide zij, "en u niets verzwijgen. Mijn oom heeft zich vast in 't hoofd gezet, dat Lodewijk mij trouwen moet. Tot nog toe (moet ik zeggen gelukkig voor mij?) stemmen vader en zoon niet overeen in hun wenschen: anders weet ik waarlijk niet, wat ik zou moeten doen. Zoolang Lodewijk dus nog ongehuwd blijft, zal mijn oom zijn hoop niet laten varen, en ieder aanzoek afwijzen, dat hem om mijn hand gedaan wordt." "Dus zou ik dan moeten wachten, tot Mijnheer Lodewijk goedvindt, zich in den echten staat te begeven, of op te stappen?--Mij dunkt toch, dat uw oom, bespeurende, dat gij over en weer geen geneigdheid gevoelt om zijn plannen te bevorderen, niet dwaas genoeg zal zijn, om die vol te willen houden. Hij heeft u en zijn zoon beiden lief: en zal uw beider ongeluk toch niet willen. Mij dunkt, ik zou mij sterk maken, hem zulks aan zijn verstand te brengen." "Ik vrees, ik vrees," zeide Henriette; "maar ik heb er in zooverre niets tegen, dat gij het beproeft," voegde zij er bij met een betooverenden lach. "Heb dank voor deze vergunning," zeide ik, haar hand met vurigheid aan mijn lippen brengende: "laat nu gebeuren wat wil, eenmaal toch zullen wij vereenigd zijn." Op dit oogenblik ging de deur open. Wij stoven verschrikt uit elkander en zagen, tot onze niet geringe ontsteltenis, de Heeren Blaek, vader en zoon, binnentreden. De eerstgemelde scheen onze verwarring niet te bespeuren; althans hij toonde daar niets van: maar terstond naar Henriette toegaande, omhelsde hij haar hartelijk en vroeg haar of zij reeds van den schrik bekomen was, en of zij zich niet ongesteld gevoelde. "O!" zeide zij: "ik ben zoo wel, of er niets gebeurd was." "Ik weet niet, Nichtje!" zeide Lodewijk, die intusschen ons beiden met een spotachtigen blik beschouwd had; "maar mij dunkt als men u wel aankijkt, gij ziet er toch wel wat ontdaan uit. Laat eens zien," vervolgde hij, haar hand nemende: "gij beeft er waarlijk nog van." "In allen gevalle," zeide ik, niet zonder eenige verontwaardiging: "zou het geen wonder zijn, indien Mejuffrouw de gevolgen van dien noodlottigen avond nog ondervond." "Zoo, vriend Huyck," zeide Lodewijk, als zag hij mij eerst nu: "wel gerust?--Ja! 't was een ongelukkig geval. Maar wie drommel kan het helpen? Ik lij er het meest bij! En hoe heeft die stoffel van een Weinstuebe het toch gemaakt? Jongens! wat zat de vent in de benauwdheid!" "Ik ben
PREV.   NEXT  
|<   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335  
336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   359   360   >>   >|  



Top keywords:
Lodewijk
 

Henriette

 
willen
 

beiden

 

moeten

 

waarlijk

 
geringe
 

schrik

 
bekomen
 
Weinstuebe

stoffel

 

benauwdheid

 

gevoelde

 

ongesteld

 

elkander

 
helpen
 

hartelijk

 

omhelsde

 

bespeuren

 

althans


Jongens

 

verwarring

 
scheen
 

binnentreden

 
eerstgemelde
 

toonde

 
toegaande
 

drommel

 

terstond

 
gemaakt

Heeren
 

ontsteltenis

 

gebeurd

 

vriend

 

gevalle

 

vervolgde

 

nemende

 

zonder

 

eenige

 

indien


Mejuffrouw

 

gevolgen

 

ondervond

 
verontwaardiging
 
spotachtigen
 

intusschen

 

noodlottigen

 

Nichtje

 

beschouwd

 
gerust