voor de visschen kunnen verstrekken;--belieft het u dezen brief in
te zien, die gisteren met de Hamburger post is aangekomen."
"In waarheid," antwoordde ik, den brief aannemende: "het is eene
bijzondere bewaring Gods!" en ik doorliep vluchtig het blad, dat ik in
handen had.
"Men wil wel zeggen," vervolgde hij, "dat die Jongeheer Blaek de rechte
man niet is, om een jacht te besturen!--Is UEd. niet van oordeel, dat
wij die commissie zeer goed kunnen volbrengen?"
"Mij dunkt, dat de risico niet groot is," antwoordde ik op de laatste
vraag. "Ja Mijnheer! Het is eigenlijk een gewaagde onderneming, met hem
te gaan zeilen," was mijn bescheid op de eerste.
"Neen voorwaar!" hernam hij: "ik heb ook in mijn jongen tijd een boeier
gehad; maar ik ben er vroeg mede uitgescheiden: ik trof nooit goed weer:
de spullen waren altijd onklaar: ik kon nooit een geschikten helper
krijgen: ik was altijd ongelukkig in al dat soort van ondernemingen.
Maar, om die commissie te volvoeren, wenschte ik gaarne een meer
ijverigen makelaar te nemen dan die De Wijs is:--ik heb nogal die nota
niet ontvangen, waar ik laatst over sprak.--Bovendien ben ik stellig
onderricht, dat hij somtijds zaken voor zichzelf doet: en de zoodanigen
wil ik niet gebruiken. Zij, die zaken voor zich doen, moeten die van hun
patroon noodwendig verwaarloozen."
"Wat dunkt UEd.," zeide ik, mij mijn vriend van de dichteren-vereeniging
herinnerende: "zoo wij Velters gebruikten?"
"Hm! hm! Hij is niet onknap, en heeft een goeden wil, maar hij is wat
jong."
"Des te ijveriger zal hij zijn en des te minder eigenwijs."
"Dat moet ik u toegeven;--maar er is nog iets anders:--hij rijdt te
paard:--en ziedaar iets ongehoords voor een makelaar."
"Niet anders als zeer vroeg in den morgen," zeide ik: "en op voorschrift
van zijn dokter;--maar ik geloof niet, dat iemand hem ooit in gezelschap
met anderen heeft zien rijden."
"En dan," vervolgde Van Baalen: "wat het ergst van alles is, hij maakt
rijmpjes.--Hoe wil er nu ooit een degelijk en bruikbaar mensch van
groeien?"
"Wel!" zeide ik: "dat bewijst alleen, dat hij te veel ledigen tijd
heeft. Hij is waarlijk niet onknap: en, zoo ik er eenigszins over durf
oordeelen, dan heeft hij veel kennis van zaken en een helder, gezond
verstand. Verschaffen wij hem werk, dan zal hij dat rijmen vanzelf wel
laten varen."
"Nu, _fiat_! UEd. heeft zijn zaak zoowel bepleit, dat ik er niets verder
tegen kan inbrengen. Zijn vader was bovendie
|