aar borduurwerk gevestigd; terwijl echter haar kleursverandering en het
zwoegen van haar boezem de onrust van haar gemoed verrieden.
Ik wilde beginnen mijn hartsgeheim te ontdekken, maar wist niet hoe: mij
dacht, ik kon toch niet zoo plompweg met de deur in huis vallen en in de
plaats van: "'t is mooi weer," tegen haar zeggen: "ik bemin u." Ik
vergat, dat tusschen twee gelieven, al spreekt men geen woord, het
onderhoud zijn loop vervolgt, de geest dezelfde gedachtenreeks bij
beiden doorloopt en langs dezelfde schakels voortgaat, zoodat indien
beiden na een uur zwijgens den mond opendeden, men tien tegen een zou
kunnen wedden, dat beiden hetzelfde woord zouden uitspreken; evenals
twee gelijkgestemde harpen, die hetzelfde akkoord uitslaan.
Eindelijk, toen de pauze een geruimen tijd had geduurd, en ik reeds
bedacht begon te worden dat Suzanna terug zou komen eer ik nog een woord
gesproken had, hervatte ik het gesprek daar, waar wij het gelaten
hadden.
"Wij spraken daar van ongelukken met rijtuigen en schepen.--Daar ligt al
een zeer troostrijk denkbeeld voor mij in opgesloten."
"Voor u? en hoe dat?" vroeg zij, zonder de oogen op te slaan, terwijl
mijn onbeduidend gezegde haar een kleur als bloed aanjoeg.
"Omdat," zeide ik, "ik geen rij- noch voertuig houd, en dus minder dan
anderen in de gelegenheid ben om ongelukken daarmede te krijgen."
Nu had die fraaie, zoogenaamde troostgrond, wel beschouwd, noch zin noch
slot: want, ofschoon geen speeljacht hebbende, had ik niettemin den
vorigen avond tot het getal der schipbreukelingen behoord; en ik reed
dikwijls genoeg, zoo niet in mijn eigen, dan toch in eens anders
rijtuig; maar het ging mij, zooals het zelfs verstandiger lieden bij
dergelijke gelegenheden gaat, ik sprak, zonder dat het mij schelen
konde, wat ik zeide, mits ik maar aanleiding vond om tot het punt te
komen waar ik wezen wilde: en deed evenals de jager, die, het wild
navolgende, er weinig om geeft, of hij een gebaand pad inslaat en
veeltijds door heggen en struiken kruipt of over slooten en dammen
springt om zijn doel te bereiken. Henriette nam dan ook de moeite niet,
mijn argument tegen te spreken; maar deed er het zwijgen toe: zoodat ik
mij genoodzaakt zag, op denzelfden toon voort te gaan.
"En ik geloof niet, dat ik ooit een speeljacht of een rijtuig bezitten
zal."
Dezelfde stilte.
"Ik geloof, dat men zeer gelukkig kan zijn zonder een van beide."
Dezelfde stilte: maar haar lieve vingertjes b
|