FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325  
326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   >>   >|  
wat stil te wezen, en, mijn stem verheffende: "kom eens hier, goede vriend!" riep ik: "gij kunt een goede fooi verdienen, zoo gij ons helpen wilt." Het woord fooi maakte blijkbaar indruk: de persoon kwam naar buiten, en, ofschoon wij hem door de duisternis weder uit het oog verloren, hoorden wij aan het geklos zijner klompen, dat hij ons naderde. Maar toen hij, naar onze gissing, halverwegen den afstand tot het hek gekomen was, bemerkten wij, tot onze bittere teleurstelling, dat hij eensklaps met een vervaarlijken kreet terugkeerde en vrij wat sneller dan bij zijn aankomst den weg naar huis nam, en de deur achter zich toesmeet. "Dat zal hem de duivel leeren," zeide Klaas: "wij motten er toch binnen." "Kan dit hek niet geforceerd worden?" vroeg Reynhove. Het hek was wel voorzien en de sloot te breed om er over te springen; maar bij onderzoek bemerkten wij, dat er kans was om op zijde van het hek om te klimmen en ik stelde voor aan Klaas, dit gezamenlijk te doen. "Om Gods wil, doe het niet, Ferdinand!" zeide Tante: "zoo de honden u eens aanvielen." "Geen nood Tante! zoo wij in Friesland waren, waar de honden altijd losloopen op de werf, dan zou ik weinig zin in de expeditie hebben; maar in dit gewest liggen zij meestal vast." Dit zeggende, was ik reeds aan de andere zijde, en, door Klaas gevolgd, wandelde ik op het woonhuis aan; doch nauwelijks hadden wij eenige schreden gedaan, of het bleek ons, dat men van binnenshuis deze schennis van het grondgebied had bespeurd; want een raam werd opengeslagen en een hoofd kwam voor den dag. "As jelui niet gauw maakt, dat je wegkomt," werd ons toegeschreeuwd, "zel ik er op losbranden, in dat geval!" "Maar hoor dan toch eens!" riep ik: "wij zijn geen dieven: wij...." Hier werd mijn rede op een zeer onaangename wijze afgebroken door het afgaan van een vuurroer, dat de man aan het venster in de hand hield. Gelukkig trof het schot geen van ons beiden; maar het baarde niettemin een grooten schrik bij ons gezelschap, dat een angstig gegil aanhief. Ik besloot echter nog eene poging te doen, en, mij achter een boom stellende, waar ik schootvrij meende te zijn, riep ik wederom: "Wees toch voorzichtig. Het is Mevrouw Van Bempden van Heizicht, die aan het hek staat: en ik ben Huyck van Amsterdam." "Wat zeg je?" hernam de stem van boven: "Mevrouw Van Bempden! scheer je ze wat? ja, in dat geval, wil ik ereis zeggen...." "Ken je mij niet, Roggeveld!" riep ik; want ik he
PREV.   NEXT  
|<   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325  
326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   >>   >|  



Top keywords:

bemerkten

 
achter
 
honden
 

Bempden

 
Mevrouw
 
Roggeveld
 

wegkomt

 

toegeschreeuwd

 

dieven

 

zeggen


losbranden

 

gedaan

 
schreden
 

eenige

 
hadden
 

wandelde

 

woonhuis

 
nauwelijks
 

binnenshuis

 

opengeslagen


schennis

 

grondgebied

 

bespeurd

 

vuurroer

 

stellende

 
schootvrij
 

hernam

 

poging

 
besloot
 

echter


scheer

 

meende

 

wederom

 

Amsterdam

 
Heizicht
 

voorzichtig

 

aanhief

 

venster

 

Gelukkig

 
afgaan

onaangename
 
afgebroken
 

schrik

 

gezelschap

 

angstig

 

gevolgd

 

beiden

 

baarde

 
niettemin
 

grooten