gezelschap mijn dagen te moeten slijten. Hoezeer had ik mij bedrogen! en
hoe aangenaam vond ik mij verrast, nu ik hem in zijn waarde leerde
kennen; en, dat ik het hier bijvoege, hoe meer tijd ik in het vervolg
met hem sleet, hoe meer ik zijn rustelooze werkzaamheid, zijn helder
inzicht in de zaken, zijn geest van orde, zijn kordaatheid in 't
handelen en zijn gelijkheid van gemoed bij voor- en tegenspoed leerde
bewonderen. Slechts op eene wijze heb ik mij dat verschil tusschen Van
Baalen op 't kantoor en Van Baalen in de wereld kunnen verklaren. Hij
was van de natuur tot handelaar bestemd, en door zijn stand in de
maatschappij tot uitgaan gedwongen. In zaken was hij op zijn plaats; in
de wereld speelde hij een rol. Maar zijn ziel was bij zijn _affaire_ en
bleef er bij, al was zijn lichaam in de dagelijksche kringen aanwezig;
hij gevoelde zich aldaar niet op zijn gemak: en verveling, zucht om
zonderling te schijnen, wrevel, of al deze aandoeningen te zamen
genomen, bedierven alsdan zijn luim en vormden hem tot den man, dien ik
vroeger geschilderd heb.
Terwijl ik mij nog op het kantoor bevond, kwam mijn boodschap aan
Helding mij in de gedachten. Ik was eerst voornemens geweest, die aan
Heynsz op te dragen: maar de vrees om vermoedens te wekken had mij dit
plan doen verwerpen: en ik begreep, dat het beter ware en meer
overeenkomstig met het doel des zenders, het geld op een zoodanige wijze
in de handen des dichters te spelen, dat men nimmer kon nagaan van wien
het kwam. Toen dus, bij het sluiten van het kantoor, de bediende kwam
hooren, of de patroon nog iets te zeggen had, verzocht ik verlof aan Van
Baalen, dien man met een commissie te belasten: dit toegestaan zijnde,
nam ik den looper ter zijde, deelde hem mijne instructien mede, en
stelde hem vervolgens het geld ter hand, dat ik, om op alle gelegenheden
gewapend te zijn, bij 't van huis gaan bij mij had gestoken. Ik bleef
toen nog eenigen tijd met Van Baalen alleen, ten einde al wat onze
compagnieschap betrof op een behoorlijken voet te regelen, en keerde
recht tevreden naar huis.
Op den avond van dien dag zat mijn familie in onze huiskamer vereenigd.
Tante Letje was bij ons te bezoek en ik was naar mijn kamer gegaan om
eenige plaatwerken te krijgen, die ik aan de mijnen wilde laten zien,
toen ik hoorde, dat er iemand aangediend en na eenig toevens
binnengelaten werd. Ik kwam weder beneden, mijn platen onder den arm
houdende, en was niet weinig verbaasd en teleurge
|