nigszins raadselachtig en duister. _Fallax
sollertia nobis_."
"Helaas!" zeide ik. "UEd. heeft te recht opgemerkt, dat er iets is,
hetwelk mij als een pak op het hart ligt. Ik ben soms afgetrokken,
verstrooid: mijn gangen, zoo UEd. die had doen nasporen, zouden wellicht
zonderlinge vermoedens bij u hebben doen ontstaan: ik heb, zeer mijns
ondanks, vreemde avonturen gehad sedert ik terug ben:--en hetgeen mij
het meest nog hindert, is, dat ik de reden van dat alles aan u niet
ontdekken mag."
"Ik kan," zeide mijn vader, de schouders ophalende, "niet oordeelen over
uw verplichting tot zwijgen, daar ik de aanleiding niet ken, welke u die
heeft doen aangaan. Alleen zoude ik u, in 't afgetrokkene, willen
oplettend maken op het gevaarlijke om zich tot iets dergelijks te
verbinden. Er zijn slechts weinige zaken, welke een kind aan zijn
ouderen niet zoude mogen openbaren. Dan alleen, wanneer het geheimen van
derden geldt, kan er een uitzondering bestaan; doch een geheim, dat u
niet persoonlijk betreft, kan, dunkt mij, zulk een invloed niet op u
gehad hebben, gelijk aan dien, welken uw houding en gedrag mij doen zien
dat bij u is teweeggebracht."
"Het is een geheim van derden," zeide ik, niet weinig verheugd, dat mijn
vader zelf mij alzoo vrijheid tot zwijgen gaf: "maar een geheim, waar ik
door een samenloop van omstandigheden ben ingewikkeld."
"En...." vroeg mijn vader, na zich een wijl bedacht te hebben: "betreft
dit geheim ook zekeren Zwarten Piet? Ik vraag u dit als vader, niet als
Hoofdschout."
"Slechts zeer zijdelings," antwoordde ik, uit deze vraag de
gevolgtrekking makende, dat mijn vader omtrent de wezenlijke oorzaak nog
niets wist: "doch, vergun mij ook een vraag, mijn vader! indien deze
Zwarte Piet mij het leven gered had en ik zijn verblijf kende, zoude
UEd. dan oordeelen, dat ik verplicht ware, het aan den Hoofdschout te
openbaren, bijaldien deze er naar vroeg?"
"Gij weet waar Zwarte Piet is?" vroeg mijn vader met drift.
"Neen", antwoordde ik, glimlachende: "en ik heb ook aan hem geene
verplichting; maar ik stel dit slechts als een voorbeeld."
"Gij weet te goed," zeide mijn vader, "dat, ofschoon de dankbaarheid
slechts een _officium inperfectum_ is, en het inlichten der Justitie een
_officium perfectum_, als zijnde dit laatste bij Keuren en Ordonnantien
voorgeschreven, de tweede plicht in dezen voor den eersten zoude moeten
wijken, aangezien de dankbaarheid door een hoogere dan de aardsche
wetgeving i
|