FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  
ra zij mij zag: "waar heb je nu weer gestoken? Ik dacht, gij waart uitgegaan om de oude Martha te helpen, en gij komt met ledige handen weer. Gij slacht de poes wat, die men naar Rome zendt en die _miaauw_ zeit, als zij terugkomt. Nu! daar hebben wij ook veel aan, aan zoo'n cavalier, die ons alleen laat zitten: en dat nog wel in een tijd, dat het van dieven en struikroovers grimmelt. Maar zeker! aan uwe hulp zouden wij weinig hebben, daar gij toch ook maatjes zijt met de bende." "Ik dacht, Santje! wij zouden daar niet meer over spreken," zeide Tante, die niet hield van scherts over zulk een onderwerp. "Gij ziet hoe mijn lot is," zeide ik tegen Henriette, "en hoe ik door mijn zuster behandeld word. Gij, die zoo goed zijt, zoo gij een broeder hadt, zoudt hem zeker niet zoo kwellen." "Hoe weet gij, of ik goed ben," zeide zij lachende: "vraag maar aan Lodewijk, hij zal u wel zeggen, dat ik er hem ook van langs kan geven." "Ja kom!" zeide Suzanna; "maar daar heb je geen pleizier van; want Lodewijk wordt boos als men hem kwelt: en dat moet ik tot eere van mijn broeder zeggen, hij neemt het altijd nogal wel op." Hier klopte zij mij op den schouder. "Dat is nu het beste, dat gij in lang gezegd hebt," zeide ik: "daarvoor moet ik u omhelzen." "Weg! weg!" zeide Suzanna, mij afwerende: "_jeux de mains, jeux de vilains_. Gebruik uw mond en niet uw handen." "Wel, 't is ook juist mijn mond, dien ik gebruiken wil," zeide ik, haar kussende. "Och Jetje! help mij toch!" zeide Suzanna: "gij blijft daar maar zitten en trekt u het lot niet aan van uw mishandelde vriendin." "Ik zal wel deugdelijk oppassen, van er mij mede te bemoeien," zeide Henriette. "Integendeel!" zeide ik: "Santje heeft gelijk: en gij zoudt mij een bijzonder genoegen doen, zoo gij er u mede wildet bemoeien." "Wat is het toch, kinderen?" vroeg Tante, die intusschen met Martha geredeneerd had: "op deze wijze krijgen wij geen koffie." "Och! 't is Ferdinand, die mij plaagt," zeide Suzanna. "Men plaagt wie men liefheeft," zeide Tante. "Zoo dat waar is, dames!" zeide ik, terwijl ik, hoewel in 't algemeen sprekende, het oog bepaaldelijk op Henriette gevestigd hield, "hoe meer gij mij dan plaagt, hoe aangenamer het mij zijn zal." Met deze en dergelijke praatjes, welke toen voor de belanghebbenden vermakelijk waren, maar wier mededeeling den lezer vervelen zoude, hielden wij ons bezig gedurende het koffiedrinken, waarna Tante een wandeling voorslo
PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  



Top keywords:

Suzanna

 
plaagt
 
Henriette
 

Lodewijk

 
zouden
 
zeggen
 

Santje

 

bemoeien

 

zitten

 

handen


hebben

 

broeder

 
Martha
 

genoegen

 
bijzonder
 

gelijk

 

wildet

 
deugdelijk
 

gebruiken

 

vilains


Gebruik

 

kussende

 

kinderen

 

oppassen

 

Integendeel

 
vriendin
 

mishandelde

 

blijft

 
koffie
 

belanghebbenden


vermakelijk

 

dergelijke

 

praatjes

 

mededeeling

 
koffiedrinken
 

waarna

 

wandeling

 

voorslo

 

gedurende

 
vervelen

hielden
 
aangenamer
 

afwerende

 

Ferdinand

 

krijgen

 

intusschen

 

geredeneerd

 

liefheeft

 
bepaaldelijk
 

gevestigd