"pas op! zij komen ons nog
verrassen."--En inderdaad, wij zagen drie personen achtereen in de sloep
springen en met kracht naar wal roeien.
"Kijk! zou Lodewijk waarlijk eens galant worden en ons komen verzoeken,
zijn bodem te bezichtigen?" vroeg Henriette.
"Inderdaad!" zeide Suzanna:
_".... et jusqu' aux bords que la mer vient laver
Sur son vaisseau tout pret il vient nous retrouver;_
Ik herken uw neef; maar wie zijn die twee andere Heeren?"
"Ik weet het waarlijk niet," antwoordde Henriette: "hij heeft somtijds
zulke rare kennissen. Maar ja: de een is, geloof ik, de Heer Weinstuebe,
een associe van een Duitsch kantoor: den anderen ken ik niet."
Wij waren intusschen den heuvel afgegaan en naar de zeezijde
opgewandeld. De drie Heeren sprongen op het strand, maakten hun sloep
vast en kwamen met haastige schreden naar ons toegetreden.
"Hoe, zijt gij het?" riep Lodewijk, toen hij, dichterbij gekomen, ons
herkende.
"Zoo! Het is dan geen bezoek, dat gij ons kwaamt geven?" vroeg
Henriette.
"Wij hadden dames gezien," antwoordde Lodewijk, "en kwamen hooren, of
zij ook lust hadden eens aan boord te komen."
"Gij zult zien," zeide Suzanna zachtjes, "dat zij ons onbekend zouden
verzocht hebben, en ons niet willen hebben, nu zij weten wie wij zijn."
"Maar was hiendert das?" vroeg een van Lodewijks kameraden in zijn
platduitschen tongval, terwijl hij de jonge meisjes beurtelings op een
vrij onbescheiden wijze aanzag: "zoo je ze kent, kottorie! tes te peter,
dan oef je te kennisch niet te machen."
"Stil, zeide Lodewijk, hem aanstootende: "Mevrouw Van Bempden, uw
dienaar: ik stel u den Heer Weinstuebe voor, en den Heer Reynhove.--Mijne
Heeren! Mevrouw Van Bempden, mijn nicht Blaek, Mejuffrouw Huyck."
"Mefrouw fon Pempten!" herhaalde Weinstuebe, terwijl hij dadelijk een
zeer nederigen toon aannam en een menigte strijkages maakte: "ick pin
zeer verheugd, die eere te heppen. Wie faart de familie?"
"Ik hoop," zeide Reynhove, terwijl hij insgelijks, doch op een meer
hoffelijke wijze zijn compliment maakte, "dat de dames ons toilet zullen
excuseeren. Wij konden ons op deze charmante rencontre niet verwachten.
Ik ben waarlijk gedesespereerd er zoo genegligeerd uit te zien."--Onder
het uiten dezer laatste woorden maakte hij de bovenste knoopen los van
zijn net gemaakte visscherskiel en vertoonde daardoor een keurig hemd,
met prachtige kanten gegarneerd; terwijl hij de andere hand aan zijn das
bracht, als
|