FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315  
316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   >>   >|  
n de dames af te staan?--Mijnheer!" Eerst op de tweede uitnoodiging gaf Weinstuebe teekenen van leven. Hij lichtte even het hoofd op en zag mij aan met een versuften blik en een open mond. "Kom Mijnheer!" zeide ik: "als er dames in 't gezelschap zijn, zult gij toch wel de beleefdheid hebben, de rustbank niet voor u alleen te nemen." "Ach Kot! ich pin so krank," zuchtte hij, met de oogen draaiende als een schelvisch, die op het strand ligt. "Dat is wel mogelijk, zeide ik: "maar die dames zijn ook niet wel:" en zonder meer plichtplegingen te maken, nam ik hem bij de kraag met de eene en om het midden met de andere hand en wentelde hem van de bank af; waarna ik, mijn natten rok uittrekkende en mijn mouwen opstroopende, Tante optilde en op de ontruimde plaats nederleide, nadat de jonge meisjes de kussens weer wat hadden opgeschud. Beiden namen nu naast haar plaats en poogden haar toestand zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Wat Weinstuebe betrof, hij bleef liggen waar hij neergekomen was, met de ongevoeligheid van een zeeziek mensch. Weldra keerde Reynhove met Klaas terug, welke laatste nu knaphandig den boel opredderde. "Waar is de Heer Blaek?" vroeg ik, eenigzins verwonderd, dat Lodewijk niet opdaagde. "Die zit in 't vooronder," antwoordde Reynhove, "zijn pijp te rooken en een glaasje brandewijn te drinken: en, in 't passant gezegd, wij mochten ook wel iets nemen tegen de nattigheid. Ik geloof, dat onze vriend wat confuus is over hetgene gearriveerd is en zich niet aan de dames durft presenteeren." "Hoelang zullen wij hier nog moeten blijven?" vroeg Suzanna. Ik haalde de schouders op: "zoolang de storm duurt, kunnen wij hier niet vandaan," zeide ik: "en vooreerst schijnt het weer niet te zullen bedaren." "Neen," zeide Klaas: "en als wij hier vroeger vandaan kwamen, zou het fout wezen; want dan gingen wij zoo zeker tegen den overkant als tweemaal twee vier is: en dan bleef er geen spaander van het heele jacht over. Ja! Ja! daar zijnder hier wel met een minder windje naar den kelder 'egaan." "Een aangename consolatie," zeide Reynhove. "Ziezoo!" vervolgde Klaas tegen de dames: "nou doe jelui zelvers k 'ereis ondervinding op, dat het niet allemaal pleizier is aan boord. Nou dat's tot daaraantoe.--Ja, nou wou jelui wel een zoopie brandewijn hebben (dit tegen ons:) Ik 'loof dat er nog wel wat in 't lakkeurkeldertje wezen zei." Dit zeggende haalde hij een fleschje voor den dag: en Reynhove en ik verkw
PREV.   NEXT  
|<   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315  
316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   >>   >|  



Top keywords:

Reynhove

 
zullen
 
vandaan
 

mogelijk

 
plaats
 
haalde
 

hebben

 

Mijnheer

 

Weinstuebe

 

brandewijn


schouders

 

Suzanna

 
glaasje
 

rooken

 
kunnen
 

vooreerst

 

vooronder

 
zoolang
 

blijven

 

antwoordde


drinken

 

vriend

 

presenteeren

 

Hoelang

 

hetgene

 
gearriveerd
 

schijnt

 

gezegd

 
passant
 

confuus


mochten

 

geloof

 

nattigheid

 

moeten

 
spaander
 

pleizier

 

allemaal

 

ondervinding

 

vervolgde

 
zelvers

daaraantoe
 
zeggende
 

fleschje

 

lakkeurkeldertje

 

zoopie

 

Ziezoo

 

consolatie

 

overkant

 
tweemaal
 

gingen