roeg ik.
"Kom in," riep Suzanna: "'t is hier een lief huishouentje."
Ik trad af. Een akelig en tevens walgelijk schouwspel wachtte mij. De
tafel was omgeworpen met alles wat er opstond, en de vloer met pot- en
glasscherven bedekt. Tante zat, of liever lag op den grond uitgestrekt,
bleek als een doek van zeeziekte, met de kleederen bemorst door het
instroomende water. Henriette zat naast haar op een voetenbankje en
ondersteunde haar het hoofd, terwijl Suzanna een paar servetten had
samengefrommeld, die zij als een dweil bezigde om den vloer wat te
boenen. Wat den Duitscher betrof, deze had, sedert wij ten anker lagen
en dus oogenschijnlijk buiten gevaar waren, met bidden opgehouden en lag
zoolang hij was op de rustbank, met het gezicht in een stapel kussens
gedompeld.
"Wat zou onze Aagt wel zeggen, als zij mij zoo aan 't werk zag?" vroeg
Suzanna: "maar hoe is het? liggen wij ten anker? En waar ergens zijn
wij?"
"Wij liggen bezuiden Durgerdam, kort bij den dijk," antwoordde ik: "is
Tante niet wel?"
"Tante mag wel zeggen: _Qu' allais-je faire dans cette galere?_" zeide
Suzanna: "en dat nog wel om onzentwil."
"Welk een ongelukkige reis!" zeide Henriette: "is UEd. niet doornat,
Mijnheer Huyck?"
"Zooals UEd. ziet, Mejuffer!" zeide ik: "en ik ben waarlijk eenigszins
beschaamd, mij aldus aan u te vertoonen."
"Net alsof het de eerste reis ware, dat Jetje u met een nat pak ziet,"
zeide Suzanna. Henriette glimlachte even: maar haar lach had iets
droefgeestigs en de blik, dien zij op mijn zuster wierp, scheen aan deze
te verwijten, dat zij in zulk een oogenblik schertsen kon.
"Maar lieve Ferdinand!" vervolgde Suzanna, bij wie de spotzucht geen
hartelijkheid uitsloot: "gij zult waarlijk ziek worden. Moet gij nu in
die doornatte kleederen blijven?"
"_Comme c'est malheureux!_" zeide Reynhove, die nu insgelijks
binnentrad: "en dat wij de dames zulk een fataal moment geprecupeerd
hebben."
"Mijnheer Blaek weet allerliefste partijtjes te geven," zeide Suzanna:
"jammer maar, dat zij zoolang duren."
"Maar wat doet gij dan toch, Mejuffrouw?" vroeg Reynhove. "Permitteer
mij, dat ik den knecht roepe om den boel hier wat in orde te
brengen."--En weg was hij.
"Die is ten minste beleefd," zeide Suzanna, en wierp een zijdelingschen
blik op Weinstuebe.
"Ja! dat is ook waar," zeide ik, den onbeschoften knoet naderende:
"Mijnheer!" zeide ik, hem op den schouder tikkende: "zoudt gij zoo goed
willen zijn, uwe plaats aa
|