FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317  
318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   >>   >|  
begon, met bevende handen, sleutel voor sleutel te hanteeren. Ik zag, dat het hem nooit zoude gelukken, dien, dien hij hebben moest, van de overige te onderscheiden, en, hem den geheelen bos uit de handen rukkende, zeide ik tegen Klaas: "volg mij! waar bewaart Mijnheer zijn kruit?" Klaas bracht mij in de kajuit. "Het kruit zit in het kastje onder die bank," zei hij. "Tante!" zeide ik: "het spijt mij, dat ik u moet lastig vallen; maar wij moeten hier binnen wezen:" en meteen lichtte ik Tante met kussens en al op en ontsloot het kastje. "Zijn wij aan wal?" vroeg zij met een flauwe stem. "Ach! jounge! kellner!" riep Weinstuebe, die weder wat bijgekomen zijnde, in een hoek tegen den wand aanzat: "pring mij wat matera en een pescheitje. Ich pin zoo vlauw." "Wij hebben wel tijd, om Mijnheer madera en beschuitjes te bezorgen," zeide ik, wrevelig, terwijl ik de ammunitie voor den dag kreeg. Van het noodige voorzien, keerde ik met Klaas op het dek terug, die zich hierop met Reynhove (welke laatste daarvoor beter berekend was dan ik) met het laden van het geschut belastte. Toen verzocht ik de meisjes dringend, weder naar binnen te gaan, daar zij onnoodig in den weg stonden en zij bij Tante meer van dienst konden zijn dan op het dek. "Ikzelf zal u het voorbeeld geven," zeide ik: "mijne hulp zoude hier toch niets baten en ik moet Tante waarschuwen tegen hetgeen er gebeuren zal." Wij keerden dan terug in de kajuit. "Tante!" zeide ik, haar weder op de rustbank helpende: "schrik niet: er zal meteen geschoten worden; wij moeten een sein geven, dat wij aan den grond zitten." "O God!" zeide zij, even het hoofd oplichtende: "moeten wij hier omkomen?" "Ik hoop voorwaar van neen," antwoordde ik, mijn best doende om een opgeruimd gezicht te zetten: "wij bevinden ons hier niet op een onbekende kust noch bij een onbewoond land. Er zwerven hier altijd zooveel visschers rond, dat het wel wonder zoude zijn, indien men ons niet bespeurde." "Ach Kot! 't zal wel de laatste maal seijn, dat ich op 't water kom," zeide Weinstuebe. "Kom," zeide ik: "Sinjeur Weinstuebe! Wees een man. Wat drommel! als het niet was om het ongerief, dat zulks aan de dames veroorzaakt, zoude ik mij, wat mijzelven betreft, niet verlegen maken." "Vloek maar niet," zeide Suzanna: "daar is het nu geen tijd toe." "Meent gij dat oprecht, hetgeen gij zegt, Mijnheer Huyck!" fluisterde Henriette, terwijl zij mij ernstig aanzag: "meent gij stellig, dat er
PREV.   NEXT  
|<   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317  
318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   >>   >|  



Top keywords:

Weinstuebe

 
Mijnheer
 
moeten
 

meteen

 
binnen
 
laatste
 

hetgeen

 

sleutel

 

handen

 

terwijl


kastje

 

kajuit

 
hebben
 

onbewoond

 
gezicht
 

doende

 

opgeruimd

 
zetten
 

bevinden

 

waarschuwen


onbekende

 

oplichtende

 

worden

 

gebeuren

 

keerden

 
geschoten
 

schrik

 

rustbank

 
zitten
 

voorwaar


antwoordde

 

omkomen

 

helpende

 

Suzanna

 
verlegen
 

betreft

 

veroorzaakt

 

mijzelven

 

ernstig

 
aanzag

stellig
 
Henriette
 

fluisterde

 

oprecht

 

ongerief

 

indien

 

bespeurde

 

visschers

 
zwerven
 

altijd