n den zeedienst had geexposeerd."
"Ja, dat is zeker waar," hernam Suzanna: "maar gelooft UEd. niet, dat
men op het land evenveel gevaar kan loopen, van 't hoekje om te gaan?
b.v. bij slempmalen, harddraverijen, en andere vermakelijkheden?"
Ik zag, dat Reynhove een kleur kreeg. Suzanna had juister getroffen, dan
zijzelve wist.
"En dan," vervolgde zij: "sterft men aan een galziekte tengevolge van
het lekker eten of drinken of breekt men zijn nek door van zijn
harddraver af te tuimelen, er is niemand die u beklaagt: maar dan is het
_tu l'as voulu George Dandin_: boontje komt om zijn loontje, enz;
terwijl men, in een zeeslag sneuvelende, ten minste sterft met het
bewustzijn van nuttig geweest te zijn en nog een lofspraak in de courant
bekomt bovendien."
"Dat is zeker zeer troostrijk voor de erfgenamen," zeide Reynhove,
lachende: "ik moet echter avoueeren, dat UEd. volkomen waarheid spreekt;
doch UEd. zult mij toestaan te observeeren, dat men ook op andere wijzen
zijn Vaderland dienen kan, en dat, wanneer men, zooals ik, eenige zoon
is, men beter doet een betrekking te kiezen, welke ons niet obligeert
onze familie gedurig en soms voor zeer langen tijd te quiteeren."
"En in welke betrekking dient UEd. het Vaderland dan?" vroeg Suzanna.
"Tot nog toe in geene," antwoordde hij, half lachende, half beschaamd:
"maar ik zal met genoegen de carriere volgen, welke gij mij aan wilt
wijzen."
"Ik vrees, dat ik een slechte raadgeefster zoude zijn," zeide Suzanna:
"en ik zou u beklagen, zoo UEd. in dezen den raad van een ander noodig
had."
Terwijl zij aldus voortging met hem tot het doel te nemen van haar
plagerijen, welke hij echter wel opnam, ja, waarin hij zelfs behagen
scheen te scheppen, overlaadde Weinstuebe Henriette met een vloed van
zoutelooze vleierijen, waar ik bijna tevergeefs een woordje poogde
tusschen te voegen. Tante, die ongaarne een gelegenheid liet voorbijgaan
om zich te onderrichten, had zich bij Lodewijk gevoegd, wien zij met
hare gewone levendigheid allerlei vragen deed betreffende de zeevaart en
stuurmanskunst, welke hij nu en dan beantwoordde, zoo dikwijls hij zijn
pijpje uit den mond nam, om een teug uit de nevens hem staande flesch te
nemen.
Wij waren onder dit alles een goed eind verder gekomen en bevonden ons
reeds op de hoogte van Muiderberg, toen Tante, die al pratende niet
vergat dat de tijd voortging, aan Lodewijk vroeg, of hij niet welhaast
terug zoude keeren, en haar, volgens belofte,
|