FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312  
313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   >>   >|  
p de afkeuring, welke zijn gedrag bij ons allen gevonden had: "zie eens! zij minderen al zeil. Klaas! hou je goed! Wij zullen hen wel weer voorbijraken." "Zij minderen zeil," zeide ik: "en zij hebben gelijk ook; want zij willen niet door de bui verrast worden. Het is onvergeeflijk van u, Mijnheer Blaek! de dames aldus bloot te stellen om doornat te worden." "Gekheid!--Wij keeren terstond terug.--Klaas! haal de kluiffok nog wat aan. Hoezee! Wij halen hen in! Wij halen hen in, zeg ik. Hij heeft er niet op gelet dat de wind gekrompen is.--Ja, voor-de-wind kan hij zeilen; maar hij verstaat er niets van om met halvewind vooruit te komen. Is dat een zeiler? Kijk, wat doet hij nu? Hij gaat ver... nog een zeil strijken!--Hoezee! Wij zijn hem al voorbij!--Hij erkent zijn minderheid! Lacht hem uit vrienden! nu is het onze beurt." Vreemd genoeg, hoe weinig de jonge meisjes ook met Lodewijk ophadden, en hoe ontrust zij een oogenblik te voren waren, scheen haar echter de nu behaalde zegepraal te streelen, als deelden zij daarin: en zij schreven aan Lodewijks bekwaamheid een overwinning toe, welke alleen aan de meerdere voorzichtigheid van den bestuurder des boeiers te danken was. Het was mij duidelijk, dat deze, tevreden met het bewijs zijner meerderheid gegeven te hebben, en de bui ziende aankomen, zijn voorzorgen genomen had: en de schippersknecht versterkte mij in deze opvatting, door mij te verklaren, dat, zoo zijn Heer niet spoedig alles bergen liet, het te laat zou zijn. "En waarom zegt gij het niet?" vroeg ik, niet zonder ontsteltenis over dit bericht. "Wel ja!" zeide hij: "dan was mijn paspoort geschreven: je kent Meneer niet." "Dan zal ik het zeggen," zeide ik: "Mijnheer Blaek! ik weet niet, of gij al dan niet een weerkenner zijt; maar ik vraag u nogmaals, of gij die opkomende bui niet bemerkt? Laat toch strijken. Wilt gij de dames aan gevaar blootstellen?" "Gevaar!" riepen allen, onthutst zich naar achteren dringende. "Och! wat gevaar!" zeide Lodewijk: "wij zullen eenvoudig terugkeeren: en, voor de bui er is, zijt gij aan de hoeve terug.--Wenden Klaas!" Maar het was te laat! Toen hij wenden wilde, weigerde het vaartuig aan de beweging van het roer te gehoorzamen en bij-de-wind te draaien. Op ditzelfde oogenblik deed zich een dof gegons hooren over de oppervlakte van het water: de zee, nog kort te voren zoo helder, werd zwart en vuil van kleur, alsof een onderaardsche beweging het water beroerd had: donk
PREV.   NEXT  
|<   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312  
313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   >>   >|  



Top keywords:

Hoezee

 
minderen
 
strijken
 

Lodewijk

 
gevaar
 
oogenblik
 

beweging

 

hebben

 

Mijnheer

 

zullen


worden

 

opvatting

 
geschreven
 

Meneer

 
schippersknecht
 

voorzorgen

 

weerkenner

 
zeggen
 

paspoort

 

genomen


versterkte

 

beroerd

 

bergen

 

spoedig

 

waarom

 
bericht
 

zonder

 

ontsteltenis

 
verklaren
 

riepen


weigerde

 

vaartuig

 

wenden

 

Wenden

 
gehoorzamen
 

gegons

 

hooren

 

draaien

 

ditzelfde

 
helder

aankomen
 
blootstellen
 

Gevaar

 

bemerkt

 

nogmaals

 

opkomende

 

oppervlakte

 

eenvoudig

 
terugkeeren
 

dringende