erderen.--Het was voor hem om dit in 't voorbijgaan aan te merken, dat
Heynsz dat fraaie blazoen geschilderd had, waarvan vroeger gesproken is.
Wat den Heer Reynhove betreft, hoewel zijn onderhoud wat veel doorspekt
was met Fransche woorden, zijn toon en manieren waren echter die van een
fatsoenlijk man: en hetgeen hij zeide, zoo niet altijd even belangrijk,
was echter nooit dom of ongepast: ja, schoon hij vaak over beuzelingen
sprak, wel voorgedragen beuzelingen zijn, gelijk men weet, door de bank,
meer dan gesprekken over gewichtige onderwerpen geschikt, om in gemengde
gezelschappen aan iemand den naam van een aangenaam mensch te doen
verwerven. Hij was bovendien welgemaakt van persoon, keurig op zijn
kleeding, en dus in vele opzichten welkom bij de schoone kunne. Wat zijn
maatschappelijke positie betrof, hij had noch beroep noch affaire: doch
het had slechts van hem afgehangen in deze of gene politieke betrekking
geplaatst te wezen; daar zijn vader in zijne woonplaats 's-Gravenhage
een der hoogste ambten van de Republiek bekleedde. Hij had Lodewijk op
de paardenmarkten leeren kennen, waarvan beiden trouwe bezoekers waren,
en was op de uitnoodiging van dezen eenige dagen bij hem komen
doorbrengen.
* * * * *
TWEE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
HETWELK AANTOONT, DAT MEN NIET NAAR DE OOST-INDIEN BEHOEFT TE VAREN, OM
SCHIPBREUK TE LIJDEN.
Zoodra wij het jacht hadden bestegen, liet Lodewijk het anker lichten en
alle zeilen bijzetten, ten einde gebruik te maken van een flauw zuchtje,
dat uit het zuiden woei en ons langzaam de kust langs tegen den stroom
opdreef. Lodewijk, die recht als een schipper uitgedost en met een kort
pijpje in den mond aan het roer post hield, scheen zich weinig over onze
tegenwoordigheid te bekreunen en liet aan zijn vrienden de zorg over om
ons de _honneurs_ van zijn vaartuig te doen. Reynhove had dadelijk met
voorkomende beleefdheid al de vouwstoelen uit de kajuit gehaald en zette
die op het dek neder, ten einde de dames plaats konden nemen, terwijl
Klaas, de schippersknecht, een tafel aanbracht en Weinstuebe een paar
flesschen opentrok en de glazen inschonk. Waarschijnlijk wist hij niet
hoe anders het gesprek op een betamelijke manier aan te vangen en
begreep hij, dat het aanbod van een glas wijn daartoe de geschiktste
gelegenheid zoude verschaffen.
"Wol de Jiffrouw nicht een klaasje nemen?" vroeg hij aan Henriette, die
in stille aandacht de kust zat te
|