_a l'unisson_ was, met
de rest van mijn toilet, leende een andere van den pastoor, onder
voorgeven dat de mijne was gezengd en vol gaten en verliet het dorp den
volgenden dag, nagevolgd door de zegeningen van iedereen."
Ik dacht, dat Heynsz er nog bij zou voegen, hoe diezelfde beurs (gelijk
ik hooger verhaald heb) hem naderhand noodlottig werd; doch hij hield
hier op, keek op zijn horloge en sloop, zoodra het gesprek weder
algemeen werd, schier onopgemerkt uit het vertrek.
Intusschen was de koffie, die eerst rondgediend was geweest, sedert lang
door den wijn vervangen; en onder de gasten begon een vroolijkheid te
heerschen, welke hoe langer hoe luidruchtiger werd. Alle aanmatiging
zoowel als valsche zedigheid was geweken, ieder schertste en spotte
zonder zich meer te bedwingen; er werden vroolijke liedjes gezongen; de
rokken gingen uit: de bedaardsten werden snapachtig en de druksten
werden stil: in 't kort, het druivennat begon zijn invloed uit te
oefenen, en ik te denken dat het voor mij ook welhaast zaak zou worden,
het voorbeeld van Heynsz te volgen en mij stil te verwijderen, toen
Helding, die een oogenblik naar buiten was geweest om wijn te halen,
weder binnenkwam met het bericht, dat er een Heer in 't portaal was om
Heynsz te spreken. Deze was echter zoek: en de meid, geroepen zijnde,
verklaarde niet te weten, waar Sinjeur gestoven of gevlogen was. Haar
verlegen toon bij dit bescheid, deed mij echter vermoeden, dat de Heer
des huizes niet verre af was, maar wellicht met dezen of genen over
politie-zaken redeneerde.
"Wij kunnen dien Heer toch niet op de trap laten staan", zeide Helding:
"'t schijnt een deftig man: en Heynsz zal wel terugkomen. Wat dunkt u,
dat ik hem binnenroepe?"
"Wel ja!" zei de treurpoeet, met de vuist op de tafel slaande, dat al de
roemers er van dansten: "hoe meer zielen, hoe meer vreugd."--Ook de
overigen keurden goed wat de traktant voorstelde, die dan ook vertrok en
na een kort vertoeven terugkeerde, een vreemdeling inleidende met een
karmozijnen rok, een zwaar gepoederde pruik, een bril met groote glazen,
een stok met een amberen knop en een deftig voorkomen.
"Kom binnen, mijn waarde Heer!" zeide Helding, hem als 't ware
binnendringende met een ongemeene drukte: "'t is immers beter in een
warme kamer te wachten dan op een tochtig portaal. Een stoel voor
Mijnheer. Wees zoo goed en neem plaats. Maak, bid ik u, geen
complimenten. Hier! een pijp voor Mijnheer! en een schoonen roeme
|