FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283  
284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   >>   >|  
_: "'t is of gijlieden bang zijt, dat mijn Heer u op zal eten: mijn Heer is geen bullebak. Jelui kijkt hem aan, of het Cartouche was, daar Heynsz zoo even van vertelde ... en pots seldrementen! dat is nog al grappig! mijn Heer heeft ook een karmozijnen rok aan." Deze onhebbelijke uitdrukking, in stede van, gelijk anders de kwinkslagen des _geestigen duivels_, de vreugd te doen herleven, maakte op de aanwezigen een onaangename uitwerking: en velen, wier gedachten niet meer helder waren, keken den vreemdeling zoo angstig aan, als of zij werkelijk meenden, dat Cartouche uit de andere waereld onder die gedaante te voorschijn kwam. Wat den man zelf betrof, ik zag dat zijn voorhoofd zich fronste: maar hij zeide niets. Ik begreep inmiddels, dat het meer dan ooit tijd voor mij werd om af te trekken; doch wenschte een tijdstip af te wachten, dat mijn vertrek niet bemerkt zoude worden: en daartoe moest het onderhoud weder levendig worden: ik bood derhalve aan, zelf een liedje te zingen, daar al de overigen dit weigerden: en dit met gretigheid aangenomen zijnde, dreunde ik een barcerolla op, die ik te Venetie van de Gondeliers had gehoord en waarvan ik verzocht, dat men het refrein in koor herhalen zou. Dit had de gewenschte uitwerking: nu raakten de tongen weer los: de een zong voor, de andere na en eindelijk zong alles door elkander, behalve alleen de karmozijngekleede Heer, die, gelijk de _malle weerga_ het uitdrukte, er bij bleef zitten als _Ducdalf_ in 't _Doolhof_. Ik maakte van de drukte gebruik en sloop onopgemerkt de deur uit * * * * * TWINTIGSTE HOOFDSTUK. WAARIN VERHAALD WORDT, WIE DE HEER IN 'T KARMOZIJN WAS, EN HOE DEERLIJK FERDINAND ER ZICH IN WERKTE. Terwijl ik, in mijn zak schommelende, de meid riep om haar een fooi te geven, hoorde ik mij zachtjes bij mijn naam noemen. Ik keerde mij om en zag Amelia op de trap staan, die naar haar kamer geleidde. "Hebt gij een oogenblik tijd voor mij?" vroeg zij, met een gesmoorde, eenigszins bevende stem. "Kan ik u van dienst zijn?" stamelde ik, insgelijks onthutst en kwalijk tevreden van opnieuw in hare zaken bemoeid te worden. "Volg mij!" zeide zij, op een toon, die meer gebiedend dan smeekend was: en mij bij de mouw vattende, als wilde zij mij den weg wijzen op de donkere trap, ging zij mij voor naar boven. Ik volgde werktuiglijk: en de Hemel vergeve mij de dwaze gedachten, die op dat oogenblik mijn brein vervulden, en den
PREV.   NEXT  
|<   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283  
284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   >>   >|  



Top keywords:

worden

 
gelijk
 
gedachten
 

oogenblik

 
uitwerking
 
maakte
 

andere

 

Cartouche

 

KARMOZIJN

 

DEERLIJK


FERDINAND

 

karmozijngekleede

 
weerga
 

uitdrukte

 
alleen
 

behalve

 

eindelijk

 
elkander
 

zitten

 

Ducdalf


WAARIN

 

HOOFDSTUK

 

VERHAALD

 

TWINTIGSTE

 

WERKTE

 
drukte
 

Doolhof

 

gebruik

 
onopgemerkt
 

Amelia


gebiedend

 

smeekend

 

vattende

 

bemoeid

 
tevreden
 

kwalijk

 

opnieuw

 

vergeve

 

vervulden

 
werktuiglijk

volgde
 
wijzen
 

donkere

 

onthutst

 

insgelijks

 

zachtjes

 

noemen

 

keerde

 
hoorde
 

schommelende