t een jongetje: en toen werd het
vertrek verlicht door de vlam en zagen wij ook een meisje, dat half
gestikt op den grond lag. Maar nu moesten wij terug en dat was een
moeielijker geval. De tocht, die woei door de opene achterdeur, had
weder erger gemaakt den brand en de toegang was ons versperd van dien
kant. Nu haastten wij ons open te maken het raam: ik sprong er uit en
mijn kameraad gooide mij eerst de kinderen een voor een toe en volgde
toen mijn voorbeeld. Ik dacht, wij zouden nu terugkeeren bij de ouders;
maar de vreemdeling hield mij staande en vroeg wie ik was. "Een arme
drommel," zeide ik, "een vreemde zwerver, die niets bezit."--"_Tant
mieux_," zeide hij: "haast u, eer iemand komt: ik moet vluchten om een
_affaire d'honneur_. Trek mijne kleederen aan en geef mij uw kiel. In
mijn zakken vindt gij geld genoeg." En zonder er iets bij te voegen, had
hij mij mijn kiel van 't lijf gehaald, vlugger dan zoude doen de beste
kamerdienaar, die aan zijn lijf getrokken, was op het paard gesprongen,
en voort, den tuin door, en weg. Wat zou ik doen? Ik trok rok en vest
aan; en pas had ik dat gedaan of er kwam een geheele zwerm menschen
opdagen: zij hadden uit den weg geruimd het gevallen puin en een vrijen
doortocht tot ons verkregen. Ik bracht de kinderen bij papa en mama: zij
zagen mij allen aan voor den vreemden Cavalier: niemand kende mij, en ik
hield mij goed en lamenteerde slechts, dat mijn paard mij ontstolen was,
terwijl ik mij bevond in het brandende huis. Terwijl wij daar bezig
waren, kwamen er een stuk of zes dienaars van de wacht aan te paard van
Lyon en in vollen draf. "Aha!" zeide de voorste, zoodra hij mij in 't
oog kreeg: "daar hebben wij onzen maat. Nu zult gij ons niet ontsnappen,
monsieur Cartouche!"--Met pakten zij mij aan, maar een hunner, die
Cartouche waarschijnlijk kende, zeide, toen hij mij nader aanschouwde,
dat zij zich bedrogen en dat Cartouche veel ouder was:--Ik was toen even
over de twintig. Zij wilden mij echter meepakken, onder voorwendsel dat
ik bij mij had geene papieren; maar ik zeide, die waren in mijn
_portemanteau_ met mijn paard voort: en al de dorpelingen namen mijn
partij, omdat ik mij zoo goed had geweerd: en 't scheelde niet veel of
de dienaars hadden gekregen braaf slaag.--De pastoor van 't dorp kwam
mij vragen bij hem te blijven dien nacht: ik nam aan en toen ik mij
uitkleedde vond ik in mijn karmozijnen rok een beurs met tweehonderd
_louis d'or_. Ik verstopte mijn broek, die niet
|