best begrepen hadden. Dit vond algemeene goedkeuring: te
meer daar de prijs uit een schellingskoek bestond en dus zeer deelbaar
was. Ik was intusschen eenigszins verwonderd, dat Velters, naar het
scheen, niet medegedongen had; maar hij gaf kort daarna te kennen, dat
hij zich met zulke fijne dichtgeesten niet in een wedstrijd had durven
wagen en dus eerst nu, na de bekroning, voor den dag zoude komen met
zijn beantwoording. Hij las ons hierop een stukje voor, hetwelk mij
althans beter beviel dan al wat ik van de overigen gehoord had. Hij gaf
bij den aanhef te kennen, dat hij den zin der vraag wel verstaan, doch
het eenigszins ongepast geoordeeld had, met zijn weinige ondervinding,
over politieke zaken te schrijven, en dus verkozen had, de vraag in dien
geest op te vatten, als ware die op de dichtkunst toepasselijk: in
welken zin hij een, naar mijn oordeel, zeer aardige uitwijding had
gemaakt, waarin hij de dichters bij boomen vergeleek, die gemest en
gevoed moeten worden met kennis en studie, en slechts dan gesnoeid
moeten worden, wanneer hun al te groote weelderigheid aan het behoorlijk
rijpen hunner dichtvruchten nadeel sticht, of wanneer zij anderen in hun
groei of wasdom hinderlijk zijn, enz. Het werk van Velters werd echter,
misschien omdat het veel beter was dan de rest, minder toegejuicht en
alleen met een soort van aanmoediging beloond, welke in mijn oog iets
vernederends had.
Vervolgens ging men aan het beoordeelen en schiften der uitdrukkingen,
in de voorgedragen verzen gebezigd: elk gezegde werd op drie of vier
wijzen omgezet en bijna elk bijvoeglijk naamwoord door een ander
vervangen, totdat langzamerhand alle zweem van oorspronkelijkheid
verdwenen was. Ik kon mij niet onthouden bij deze gelegenheid gedurig te
denken aan het briefje in den _Bourgeois gentilhomme_, en ik kwam,
evenals deze, tot de slotsom _que la premiere facon de dire est sans
contredit toujours la meileure_.
Daarna werd er gevraagd, of geen der aanwezigen iets bij zich had, waar
hij het gezelschap op vergasten kon. Deze vraag was overbodig, want
ieder had de zakken vol en zat slechts op een gunstig sein te wachten om
zijn kinderen aan 't licht te brengen, schoon zelfs dan niet als
schoorvoetende en onder herhaalde betuigingen, dat het niet de moeite
waardig ware er de aandacht van zulke fijne vernuften mede te vermoeien.
Het eerst was onze heldendichter aan de beurt, die, na de pijp
neergelegd, gehoest en zich gesnoten te hebben, eenige
|