FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278  
279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   >>   >|  
ftuitingen meer begroetten dit epigram, waarin ieder overtuigd was, dat een bijtende satyre lag opgesloten; ofschoon geen van allen natuurlijk wist waar, maar elk hield zich, of hij die begreep. Alleen de _drollige kwant_, 't zij uit jaloezie, 't zij dat hij gemerkt had, dat ik spotte, voegde zijn lof niet bij die der overigen, maar zag mij aan of hij mij had willen verslinden. Wat Heynsz betrof, deze bleef ernstig volhouden, dat hij geene verzen kon voordragen; doch, zoo men zich daarmede tevreden wilde stellen, wel een avontuur uit zijn merkwaardigen levensloop kon mededeelen. Dit voorstel werd aangenomen en nu deed hij de vraag: "Hebben de Heeren wel ooit gehoord van mijn zonderlinge ontmoeting met den beroemden Cartouche?" "Neen! neen!" klonk het als uit eenen mond: en allen zwegen en schoven hunne stoelen bij en zagen met aandachtige belangstelling naar den man, die op het voorrecht bogen mocht, van Cartouche te hebben gezien. "Wel!" zeide Heynsz: "het is nu een goede dertig jaar geleden, ik reisde van Lyon naar Parijs, in vrij berooid equipage en met schraal voorziene beurs of liever met in 't geheel geen beurs en levende van hetgeen de goede lieden mij schonken om Gods wille, etende (als de papa van Uilenspiegel) als ik wat had en vastende als ik net niet had: en meestentijds slapende onder den blauwen hemel. Eens op een nacht gebeurde het, ik weet niet in welk dorp, dat ik genomen had mijn legerstede op een mesthoop aan den weg, (hetgeen in _parenthese_ gezegd, het warmste bed is, dat men hebben kan), en dat ik sliep heel gerust, toen ik wakker werd van een groot licht, dat mij scheen in de oogen, en recht over mij zag ik een huis staan in brand, een groot huis voor een dorp: ik geloof, dat daarin woonde de Notaris of de Schout:--nu dat's _egal_. Ik stond op: er was al volk op de been: en spoedig bood iedereen hulp met water dragen, met brandspuiten, etcetera. De bewoner van het huis zat al op straat met een gebranden voet, in zijn nachtjak en zonder dat hij had gehad den tijd te redden een kleinigheid of zelfs meer aandoen dan een oude pantoffel ... nu, 't was zomernacht en het vuur maakte ons heet genoeg: hij zal niet gevat hebben kou, hoewel hij beefde als een juffershondje. Bij hem stond zijn vrouw, of liever lag zijn vrouw; want zij kreeg gedurig toevallen. 't Eene was pas over of 't andere kwam op. De man deed niets als te wringen zijn handen en te roepen_ mon Dieu! mes enfans!_--want zijn kinderen
PREV.   NEXT  
|<   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278  
279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   >>   >|  



Top keywords:

hebben

 

Cartouche

 

Heynsz

 

liever

 
hetgeen
 

Schout

 

Notaris

 

genomen

 
gerust
 

blauwen


gebeurde
 
legerstede
 

daarin

 

wakker

 

parenthese

 

gezegd

 

warmste

 

geloof

 

scheen

 

mesthoop


woonde
 

straat

 

juffershondje

 

beefde

 

gedurig

 

hoewel

 
genoeg
 
toevallen
 

enfans

 
kinderen

roepen

 

handen

 
andere
 

wringen

 

maakte

 
etcetera
 
brandspuiten
 

bewoner

 

dragen

 

spoedig


iedereen

 

gebranden

 

aandoen

 
pantoffel
 

zomernacht

 
kleinigheid
 

zonder

 

nachtjak

 

redden

 
reisde