n. Ik kon den brief echter niet
onbeantwoord laten en zag in, hoe noodig het ware, Tante te bevredigen.
Ik schreef derhalve aan Suzanna en dankte haar voor den dienst, dien zij
mij bewezen had, door mij zoo tijdig van het gebeurde te onderrichten,
en vooral, door Tante te doen afzien van haar voornemen om aan mijn
vader te schrijven. Wat de ontmoeting van Zwarten Piet betrof, zoo
verhaalde ik haar alleen, dat de man mij werkelijk geld had gelaten, met
het verzoek het aan een derde over te brengen; doch dat het een geheim
was, waarin personen betrokken waren, die ik niet noemen mocht. "Geloof
mij," dus eindigde ik, "dat ik niet min dan gij verwonderd ben geweest
over de eer van 's mans bezoek, en dat ik wel gewild had, dat hij aan
een ander deze lastige commissie had opgedragen. Ik heb die echter niet
geweigerd, omdat het werkelijk een vergoeding was, welke de man deed, en
dat hij, naar ik mij vleie, op weg is om zijn schandelijk bedrijf te
verlaten. Bidden wij liever voor den ongelukkige, dan dat wij hem
veroordeelen, en vergeten wij niet, dat, welke zijn misdrijven ook
geweest mogen zijn, de poort der genade voor den berouwhebbenden zondaar
nimmer gesloten blijft."
Ik was nog een bezoek schuldig aan Tante Letje en besloot den avond te
baat te nemen om aan deze verplichting te voldoen. Ten haren huize
gekomen, verzuimde ik niet, aan de dienstmaagd, die mij de deur opende,
te vragen, of Tante ook belet had; want ik wist dat zich niet zelden
eenige vromen ter onderlinge stichting ten harent verzamelden, en ik was
niet bijzonder op het gezelschap van de weduwe Knijpduim of den
catechiseermeester Zoutbrand gesteld.
"De Juffrouw is alleen," zeide de meid, "met nog een Juffertje, dat
zooeven met een sleetje hier gekomen is."
Op deze verzekering begaf ik mij naar boven in de verwachting van de
eene of andere mij onbekende neepmuts over Tante te zien zitten, maar
wie schildert mijn verbazing, toen ik, in Tantes achterkamer gekomen,
gewaarwerd, dat de Juffer, die tegenover haar bezig was een kopje thee
te drinken, al te wel bij mij bekend, in een woord niemand anders was
als Amelia Bos! Wat deze betreft, zij was niet minder verrast door mijne
verschijning en het kopje ontgleed bijna haar vingers.
"Zoo Neef!" zeide Tante: "ik was u hedenavond niet te wachten. Gij kent
de Juffer, naar ik meen."
"Ja Tante!" antwoordde ik: "maar ik was er verre af van te denken, dat
de Juffer ook bij u bekend ware."
"Behoeft men dan zij
|