n naaste te kennen, om hem een dienst te bewijzen?"
vroeg Tante: "kende de weduwe van Zarpath den man Gods, dien zij bij
zich ontving? En staat er niet geschreven: vergeet de herbergzaamheid
niet: want hierdoor hebben sommigen onwetend Engelen geherbergd?"
"'t Is verre van mij," zeide ik, "dat ik aan uw goeden wil jegens uwe
naasten zoude twijfelen: maar toch vind ik mij verrast, door Mejuffer
hier te zien, en kan ik niet nagaan, op welke wijze uwe kennismaking
heeft plaats gehad."
"Dit laat zich, dunkt mij, nogal raden," zeide Tante: "de woorden ten
huize uws vaders door den liedjesmaker gesproken, heb ik bewaard, die
overleggende in mijn herte, en het was alsof er een stem in mijn
binnenste sprak: "zie! ik moet handelen met deze maagd gelijk Hanna
handelde met Samuel haren zoon, hem opbrengende tot het huis des
Heeren."--Maar ik zoude toch geene vrijmoedigheid gehad hebben, zoo maar
tot haar te gaan en te zeggen: "zie: hier ben ik," ware het niet, dat
ik, hedenmorgen in den kousenwinkel bij Van Vlerken zijnde, haar aldaar
had aangetroffen met den ouden man, ja, dienzelfden Helding, die haar
geleidde, en haar aan mij voorstelde: en, hebbende bevonden, dat zij is
gelijk eene Maria, en gaarne luistert naar de waarheid, die uit de
godzaligheid is, zoo heb ik haar genoodigd om hedenavond bij mij te
komen en deel te nemen in de stichtelijkt onderwijzing, die ik naar mijn
vermogen poog te geven aan wie dorst heeft naar de wateren des levens."
Ik kon van mijn verbazing niet terugkomen. "Hoe!" dacht ik, "zal ik dan
eeuwig, want ik ga, uit of thuis, aan ontmoetingen worden blootgesteld,
die aanleiding geven tot nieuwe verwarring? Is mijn geboortestad sedert
mijn afwezigheid betooverd geworden of ben ik het zelf? Of is alles een
benauwde droom?--En dan, Amelia is immers den Roomschen godsdienst
toegedaan? Heeft zij Tante Letje, die zoo sterk op haar geloof staat,
opzettelijk misleid? Of heeft hier een misverstand plaats?--En hoe
deerlijk zal dat dan uitkomen!"
Wat Amelia betrof, ofschoon zij in het eerste oogenblik niet minder
verlegen scheen dan ik, herstelde zij zich spoedig: zij had het voordeel
boven mij, dat mijne tegenwoordigheid, als die van een bekende, haar
gerustheid inboezemde, terwijl de hare mij zorg verwekte.
"De Juffrouw heeft mij verteld," zeide Tante, na eenig zwijgen, "dat gij
haar een gewichtigen dienst hebt bewezen."
"Zoo!" antwoordde ik, Amelia eenigszins verwonderd aanziende en
onbewust, hoe ver
|