FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271  
272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   >>   >|  
uitkomende werken, vooral dichtbundels, bij wijze van aanbeveling op te pronken, komplimenten, welke men elkander over en weder toekaatste en waarvan men zich zoomin ontslaan kon als van het beantwoorden van een beleefdheidsbezoek. "Spreek! opdat ik u kenne," zeide de oude Wijsgeer, en zoo begon ik, toen langzamerhand het onderhoud levendiger werd, van lieverlede te bespeuren, met welke menschen ik te doen had. Het waren allen lieden van een slag; want over hunne betrekkelijke waarde als dichters wil ik, die nog wel eens een manegepaard, maar nimmer den Pegasus bereden heb, liever geen oordeel vellen: het eenige onderscheid, dat er tusschen hen scheen te bestaan, was, dat de eene meer in den verhevenen, de andere in den beschrijvenden, een derde in den boertigen dicht- of rijmtrant uitblonk:--ten minste zij schroomden niet, elkander den ruimsten wierook over elkanders talenten in elks bijzonder vak toe te zwaaien, en dat met zoo weinig terughouding, dat bij mij de gedachte oprees, of zij niet al hun loftuitingen bij zulke gelegenheden verspilden, om in het tijdvak tusschen de bijeenkomsten en buiten de tegenwoordigheid van het geprezene voorwerp er des te kariger mede te kunnen zijn. De eene (de treurpoeet) werd een _hoogdravende Muzenzoon_, een _sieraad van den Pindus_ genoemd, die de _Agrippijnsche Zwaan_ (hiermede bedoelden die Heeren Vondel) _groothartig_ op zijde _streefde_, bijna had men gezegd: _overtrof_. De tweede was: _sierlijker dan Maro_, en vereenigde de _liefelijke weelderigheid_ van Flaccus met de _zinrijkheid_ en _kracht_ van Juvenalis. De derde (de boertige dichter) bekwam zulke verhevene eernamen niet; maar werd met andere titels begiftigd, niet minder streelend voor zijn eigenliefde. Hij heette een _kluchtige ziel_, een _koddige duivel_, een _drollige koopman_, een _malle weerga_: en hij kon de onnoozelste dingen niet voortbrengen, ja nauwlijks zijn mond opendoen en zijn neus snuiten, of een algemeen gelach, een grinnikend hoofdknikken, een verdoovend handgeklap, begroette zijn vermeende geestigheid of bespaarde hem de moeite die uit te kramen. Overigens muntte ieder van het gezelschap uit door een, mijns bedunkens wat al te gemaakte nederigheid, die mij deed denken aan de vlucht van een jong meisje, dat achterhaald wenscht te worden, en die derwijze werd aangewend, dat zij zelden haar uitwerking miste, maar altijd nieuwe complimenten afdwong; 't geen ten laatste zoo vervelend en walgelijk werd, dat
PREV.   NEXT  
|<   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271  
272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   >>   >|  



Top keywords:

tusschen

 

andere

 

elkander

 

kluchtige

 
heette
 

titels

 

begiftigd

 

minder

 
streelend
 

eigenliefde


duivel
 
onnoozelste
 

dingen

 

voortbrengen

 

weerga

 

eernamen

 

drollige

 

koopman

 

koddige

 

verhevene


streefde
 

gezegd

 

overtrof

 

tweede

 

groothartig

 

hiermede

 
bedoelden
 
Heeren
 

Vondel

 
sierlijker

Juvenalis

 

kracht

 
boertige
 

dichter

 

bekwam

 
zinrijkheid
 
Flaccus
 

vereenigde

 

liefelijke

 

weelderigheid


nauwlijks

 

opendoen

 

achterhaald

 
meisje
 

wenscht

 
worden
 

derwijze

 

vlucht

 

nederigheid

 
denken