schaar
Kerels, die zich woedend verdedigden, alhoewel het plein schier op zijne
gansche uitgestrektheid weergalmde van den roep "Isegrim, Isegrim!"
Het gelukte Robrecht, immer door de jonkvrouwen van nabij gevolgd,
voorbij de Loove te geraken. Nog een tiental stappen, en hij zou de enge
poort van het klooster bereiken. Eens binnen de geestelijke gestichten,
dan was hij veilig; want deze gebouwen waren omvangen door eene
afzonderlijke versterking, die na het verlies van den burg nog eene
lange belegering kon doorstaan.
Reeds juichte de jonge ridder, want hij raakte schier de poort des
kloosters; maar nu werden eensklaps de nog strijdende Kerels door eenen
woedenden aanval van duizenden vijanden overrompeld en tegen den gevel
der Loove verpletterd.
Degenen, die nog vrij in hunne beweging waren, stroomden vluchtend, en
met den vijand vermengd, als een stortvloed naar het klooster, en zoo
drongen zij Robrecht met zijnen last er insgelijks binnen.
Onmiddellijk werd deze poort verbalkt en van achter met allerlei
voorwerpen versterkt en bedijkt.
Robrecht liep tot in eene der kloosterkamers en legde zijnen gekwetsten
vriend Eggard Van IJsendijke op een bed. Dan keerde hij, als uitzinnig
van schrik, terug tot achter de poort.
"Ha, God dank, Dakerlia, gij zijt gered!" kreet hij, zijne verloofde aan
den hals vliegend.
Maar even ras stuurde hij zijne blikken kommervol in het ronde.
"Dakerlia, waar, waar is mijne zuster?" vroeg hij. "Gij weent, o hemel!"
"Arme Witta, arme Witta!" zuchtte jonkver Wulf.
"Zij is niet met u!" kreet Robrecht, sidderend van schrik. "Zij is
buiten gebleven? Eilaas, eilaas!"
En hij zakte, door de wanhoop verpletterd, op eene bank neder.
VOETNOTEN:
[Voetnoot 71: "Segher, kastelein van Gent, kwam toegeloopen met al zijne
macht.... De burgers van Gent, met eenen hoop _brigands_ uit hunne
omstreken, zeer dorstig naar buit, vergaderden om in het beleg te komen,
als mannen befaamd in den oorlog en behendig tot het innemen en
verdelgen van sterke vestingen."
GALB., p. 299; zie ook KERVYN DE LETTENHOVE, I, p. 391.]
[Voetnoot 72: "Den Zaterdag bevalen de oversten eenen algemeenen
aanval.... Het gevecht duurde tot den avond, en de aanvallers, na groote
schade en verlies, verwijderden zich van de muren van den burg, beducht
voor de gevaren van den nacht."
GALBERTUS, pp. 298 en 299.]
[Voetnoot 73: Zie het verhaal dezer nachtelijke overrompeling en der
plundering van den burg bi
|