dat zij
elkander een oogenblik zwijgend aanzagen. Zoohaast zij echter een klaar
denkbeeld van de zaak zich hadden gevormd, borsten eenigen in eenen
schaterlach uit, en de anderen morden eene grammoedige weigering; maar
de proost Bertulf gebood zijnen gezellen de stilte, en vroeg aan 's
konings bode:
"Sluit gij niemand uit? Zijn wij allen in uw voorstel begrepen?"
"Allen."
"En mher Burchard Knap?"
"Hij insgelijks. Wil hij het land van Vlaanderen ten eeuwigen dage
ontruimen, het staat hem vrij. Anders zal hij voor zijne daden na den
oorlog verantwoorden."
"Wij zullen uw voorstel onderzoeken en er over raadplegen; gun ons den
tijd daartoe!" riep Bertulf.
"Ik zal wachten. Overweegt dat binnen eenige dagen het Fransche leger te
Brugge komt en er voor u geen ander uitzicht overblijft dan eene
onmiddelijke nederlaag en de schrikkelijkste dood!"
Mher Baudewijn verwijderde zich met zijne gezellen achter den dam.
De Kerels, boven den muur, begonnen het voorstel van 's konings bode te
overwegen. Velen spotteden er mede als met iets belachelijks, anderen
wilden de zaak in ernst onderzocht hebben, ofschoon zij geneigd waren om
te denken dat er bedrog onder dit verrassend aanbod schuilde.
Bertulf was van een geheel ander gevoelen. Bedrog vermoedde hij in het
geheel niet; want het was volgens zijne meening onmogelijk dat de
Fransche koning, in aanzien der gansche wereld, zijn gegeven woord zou
breken. Zou deze machtige vorst, met tot zulke vuige listen zijne
toevlucht te nemen, zijnen naam van eerlijk en trouw ridder willen
schenden? Zeker, indien men eenige kans zag, om het gedeelte van den
burg, dat zij nog bezaten, tot de komst van Willem Van Loo te behouden,
dan zou hij, Bertulf, zelf het volstrekt verwerpen van alle voorstellen
aanraden; maar die kans zag hij niet. Hij had reeds bericht ontvangen
over hetgeen er dien morgen op het Zand was geschied, en hij wist voor
waar dat er inderdaad een Fransch leger van twintigduizend man op gang
was om naar Brugge te komen. Door zulke macht aangevallen zouden de
Kerels in den burg wel zeker bezwijken en tot den laatste toe worden
vermoord. Wat nut kon hunne dood op zulke wijze Kerlingaland toebrengen?
Geen het minste. Bijaldien zij integendeel den burg nu verlieten, konden
zij zich in het leger van mher Willem Van Loo begeven; en wie, zooals
hij en zijn broeder en neven, uitgestrekte landgoederen bezat, kon de
Ambachten doorloopen en overal de lieden tot den algemeenen
|