den Franschen vorst bijna als een kind deden
voorkomen.
De koning, met zijn gevolg, begaf zich in de straten rondom den burg,
onderzocht met den blik de sterkte der wallen, verzekerde zich dat alles
doelmatig was bereid, gaf hier en daar nog eenige bevelen en keerde dan
terug op de Markt.
Hier vergaderde hij de oversten der Vlaamsche en Fransche strijdmacht
rondom zich, sprak eene wijl met hen en zond ze dan terug, elk naar
zijne standplaats, om op het sein tot den algemeenen aanval te wachten.
Eindelijk werd door den koning het bevel gegeven om den stormloop te
beginnen. De bazuinen en hoorns herhaalden tot in de verre straten hun
aanhitsend geschal....
Langs alle kanten van het gedeelte van den burg, dat nog in bezit der
Kerels was, werden de ladders gerecht en klommen ridders en
wapenknechten, door hunne beukelaars beschut, naar boven.
Maar eer zij de kruin van den muur konden bereiken, waren zij of door
steenen verpletterd of door pijlen getroffen of door kokende olie
verbrand of door lange haken naar beneden geworpen. Hoevelen er ook
sneuvelden, hoe velen er met verbrijzelde of verzengde leden
nedervielen, hoe de gekwetsten en de dooden zich bij den voet van den
muur ook ophoopten, de moed en de woede der aanvallers verminderden
niet. Integendeel, de gedachte dat zoo weinig mannen weerstand konden
bieden aan twee legers, aan de bloem van Frankrijks krijgslieden,
strijdende onder de oogen des konings zelven, dreef hen tot razernij en
tot blinde strijdzucht.
Ook verdrongen zij, om de ladders te kunnen beklimmen, elkander zoo
woest en zoo vurig, dat deze groote drift zelve hun schadelijk werd. Nu
zij beneden den muur als een zwoegende zwerm krielden, konden de Kerels
geenen pijl schieten, geen steenblok werpen, geene vlammende olie
storten, of zij troffen onder den dichten hoop en maakten slachtoffers
in verbazend getal.
Na een half uur dezer geweldige bestorming lagen er honderden en
honderden dooden en gekwetsten rondom de wallen der proostdij en der
kerk.
Het leger des konings, evenmin als het leger der Vlaamsche ridders
scheen eenig voordeel te hebben behaald. Wel hadden hier en daar
verscheidene ridders de kruin van den wal bereikt, en waren onder
daverende toejuichingen hunner makkers op den muur gesprongen; maar even
ras hadden de Kerels hen neergehakt of met hamerslagen hun den schedel
gebroken en tot antwoord hunne lijken naar beneden geslingerd.
De Fransche oversten moedigden hunne manne
|