ig bericht toestuurde, de straf der landverraders
zou onderstaan.
Van dan af bleven de Kerels geheel zonder kennis van hetgeen er in de
stad of elders geschiedde.
Het verwonderde hun dat men reeds bijna gedurende eene gansche week hen
met rust had gelaten en geenen nieuwen aanval tegen hen had beproefd.
Misschien had men besloten hen van honger op den toren te laten
sterven? Dit was geheel onwaarschijnlijk. Wel bezaten de Kerels nog
eenigen voorraad aan levensbehoeften maar zij voorzagen dat deze
welhaast ontoereikend zou worden en zij hun dagelijksch voedsel moesten
verminderen, wilden zij niet door gebrek gedwongen worden zich in de
handen hunner vijanden over te leveren.
Intusschen poogden zij allerlei middelen tot de hardnekkigste
verdediging bijeen te dragen. Zelfs braken zij steenen en balken uit den
toren, om daarmede bij eenen ernstigen aanval den vijand duchtig te
treffen.
Dat de Franschen of de Isegrims langs de trap eene bestorming zouden
wagen, dit was niet te gelooven. Inderdaad, deze toegang, die als eene
kreukel binnen den toren naar de hoogte draaide, was zoo nauw dat geene
twee menschen te gelijk hem konden beklimmen Kwamen er vijanden langs
daar, dan zou het den Kerels gemakkelijk zijn ze een voor een te dooden,
naarmate hunne hoofden opvolgend uit de trapval opdaagden.
Evenwel, om tegen alle verrassing te zijn beveiligd, hadden da Kerels
den mond van de trap, waar deze zich op de gaanderij opende, met balken
en zware steenen overdekt en beladen.
Robrecht Sneloghe had nog meer dan eens, wanneer hij zich alleen binnen
den toren bevond, tranen gestort over het beklaaglijk einde zijner
zuster en ongetwijfeld tevens over het schrikkelijk lot dat zijne
verloofde te wachten stond. Maar hetzij de krachtige woorden van
Dakerlia hem moed inboezemden, of dat de onvermijdelijkheid van den dood
zelven hem tegen den rampspoed deed opstaan, hij ademde niets meer dan
wraak en hield zijne gezellen geen ander doel meer voor oogen dan hun
leven duur te verkoopen en dus de Isegrims te dwingen zelfs bij hunne
zegepraal nog de onversaagdheid en de onplooibaarheid der Kerels te
bewonderen.
Weinigen onder hen behielden nog eene zwakke hoop op verlossing Wat zou
de uitslag zijn van den eersten strijd tusschen het Fransche leger en
der Kerlen heirkracht? Wel scheen Willem Van Loo de Erembalds te haten;
maar indien hij overwinnaar bleef, zou toch de vijand Brugge verlaten,
en zij zouden zonder eenig beletsel van
|