ige oorlog, die met wisselvallige kansen voortduurde,
totdat Willem van Normandie, bij het beleg van Aelst, door eenen burger
gewond, het leven verloor.
Diederik van den Elzas bestierde Vlaanderen gedurende bijna vijftig
jaren, in voorspoed en in vrede. Hij was de beschermer der
volksvrijheden, en liet niet alleenlijk de Kerels hunne instellingen
behouden, maar verleende tevens aan vele steden hunne eerste geschrevene
voorrechten of _keuren_. Aan hem zijn de Vlaamsche gemeenten, zoo niet
hunnen oorsprong, dan toch hunne wonderlijke ontwikkeling en hunne
latere macht verschuldigd.
Hier dient eene opmerkingswaardige bijzonderheid aangeteekend te worden,
die de nagedachtenis der Kerels den Vlamingen dierbaar moet maken. Het
zijn de Kerels die allereerst geeischt hebben dat de keuren en
stadsschriften, hen betrekkelijk, in de moedertaal, dat is te zeggen in
het Vlaamsch wierden opgesteld[95].
Wie zou beweren dat Vlaanderen het behoud zijner Germaansche volkstaal
niet grootendeels aan deze fiere Kerels is verschuldigd?
In het jaar 1204 bezat de gravin Machteld, weduwe van Philips van den
Elzas, als bijleving of _duwarie_ een groot gedeelte van Kerlingaland.
Zij wilde den vrijen bewoners drukkende belastingen opleggen, waaronder
ongetwijfeld de zoo diep gehate balfaart.
De Kerels stonden tegen haar op en er volgde een oorlog, welke Lambertus
Ardensis dus in zijne kroniek verhaalt: "daarom vergaderde Machteld een
groot leger, waarmede zij het land van Veurne en Brouckburg en het volk
aldaar meende te verwoesten en te verdelgen. Door hare woede aangevuurd,
trok zij met al hare macht op het grondgebied van Veurne; maar de
Blauwvoeten, onder bevel van zekeren Herbert van Wulveringhem, kwamen
haar te gemoet en vielen haar met zulke dapperheid aan, dat zij haar
leger overhoop sloegen en al degenen neerhakten die zich niet door eene
spoedige vlucht konden redden. Tot zooverre, dat de arme gravin niet
weinige harer lieden ternauwernood haar kasteel te Veurne kon bereiken,
van waar zij des nachts naar Duinkerke vlood[96]."
Vijf jaar later begon de oorlog opnieuw. De Kerels belegerden de stad
Berghen. Eene aanzienlijke heirkracht, onder bevel van Christiaan Van
Praet, kwam hen aanvallen. Zij verloren den slag en aanvaardden den
vrede, op zekere niet ongunstige voorwaarden welke men hun door
tusschenkomst van Arnold van Gwijnen toestond.
In 1302 waren de Kerels ongetwijfeld in groot getal naar Kortrijk
getogen, om de on
|