_staatsreden_ zou zelfs het aangeboren menschelijk
recht verzwelgen.
Nog eens liepen de Kerels te wapen en durfden het wagen eene ongelijke
worsteling tegen het machtig huis van Bourgondie te beproeven.
De hertog Philips, spottenderwijze bijgenaamd _de Goede_, wilde den
bewoners der Ambachten nieuwe wetten opdringen, die geheel met hunne
oude rechten in strijd waren. Na eenige vruchtelooze pogingen tot
overeenkomst, besloten de Kerels uit tweeenvijftig dorpen tot den
opstand en brachten meer dan 8000 man te velde, onder bevel van Hanne
Mettenbaerde (Jan met den baard) en Arnold Kieken.
De hertog zond 5000 man tegen hen af, doch zij sloegen dit kleine leger
op de vlucht en veroverden de stad Cassel en het sterke slot Reneschure.
Over deze nederlaag zijner lieden verbolgen, bracht de hertog een zoo
machtig leger te been, dat de Kerels, overtuigd dat alle wederstand
onmogelijk was geworden, zich onderwierpen en hunne wetten volgens 's
vorsten wil lieten wijzigen[99].
Na dit tijdstip gewaagt de geschiedenis niet meer van gebeurtenissen
waarin de Kerels eene bijzondere rol vervullen. Wel bleven de Ambachten
bestaan, wel behielden de bewoners der omstreken van Brugge een eigen
bestuur; maar de weinige rechten, welke zij tot het einde der achttiende
eeuw bleven genieten, werden hun door de vorsten toegestaan en, volgens
hunne willekeur ingekort en gewijzigd.
Ziedaar de gansche geschiedenis der Kerels, van hunne eerste
verschijning op den bodem onzes vaderlands, totdat zij, evenals gansch
Europa, onder het juk der _centralisatie_ moeten buigen en, met hunne
nationale instellingen, ook hunne kenmerken als bijzonderen stam
verliezen.
Hoe is het mogelijk dat de daden en het lot van dit dapper Vlaamsch
geslacht tot voor eenige jaren ons gansch onbekend konden blijven?
Schrikkelijk, doch niet verwonderlijk!... De vijanden van het volksrecht
hebben gedurende zeshonderd jaren al hunne pogingen vereenigd, om de
nakomelingschap de voorvaderlijke vrijheidszucht en den voorvaderlijken
roem te doen vergeten. Zij hebben de verdrukte menigte der vorige eeuwen
misprijzen en verachting ingeboezemd voor de sterke mannen van
Kerlingaland en voor de heldhaftige burgers der gemeenten.
Hebben wij niet tot op onze dagen moeten wachten om in den _Wijzen man_
van Gent, in Jacob Van Artevelde, iets anders te zien dan eenen
oproerigen brouwer en overmoedigen volksleider?[100] Worstelt de
nagedachtenis van den Brusselschen martelaar An
|