afhankelijkheid van Vlaanderen tegen een overmachtig
Fransch leger te verdedigen. Dat zij aan den beruchten slag der Gulden
Sporen een aanzienlijk deel genomen hebben, blijkt uit eene oude
Vlaamsche kroniek, door ons reeds aangehaald, waarin Robert d'Artois, de
Fransche veldheer, al de Vlamingen, welke hij bij Kortrijk gereed ziet
om hem slag te leveren, Kerels noemt.
In 1322, had de graaf van Vlaanderen de stad Sluis aan zijnen oom, Jan
van Namen, gegeven. Sluis lag aan het Swin en was voor Brugge de sleutel
der zeevaart.
Jan van Namen begon den koophandel door het willekeurig heffen van
tollen te benadeelen. Daaruit ontstond eene groote ontevredenheid onder
de Bruggelingen; en, om hen tegen den verdrukker te helpen, liepen de
Kerels aller Ambachten te wapen.
Met de lieden van Brugge vereenigd, en aangevoerd door den Kerel Niklaas
Zannekin, van Lampernisse, veroverden zij de stad Sluis en namen Jan van
Namen gevangen.
Deze oorlog duurde jaren voort, met groote verwoestingen en wreedheden
van wederzijde. In den loop van het jaar 1325, voegden de Kortrijkers
zich bij den opstand en, leverden den graaf van Vlaanderen (Lodewijk van
Crecy) in handen der Kerels, die den vorst naar Brugge voerden, waar hij
langen tijd gevangen bleef.
Toen graaf Lodewijk eindelijk, op zekere voorwaarden, zijne vrijheid
bekwam, liep hij naar Frankrijk en smeekte des konings hulp af, om de
wederspannige Kerels met geweld van wapenen tot onderdanigheid te
dwingen.
Een machtig Fransch leger zakte welhaast naar Kerlingaland af. De Kerels
en hunne bondgenooten, van de komst der Franschen verwittigd, hadden
zich volgens hunne gewoonte nedergeslagen en versterkt op den
Casselberg, tusschen Yperen en St-Omaers.
Niet slechts de Fransche heirkracht hadden zij te bestrijden; de graaf
van Vlaanderen naderde met een sterk leger, dat hij op het grondgebied
van Gent en Audenaerde had verzameld; Jan van Namen kwam toegeloopen met
eene aanzienlijke hulp; Robrecht van Cassel voerde de ridders van
Vlaanderen aan.
Deze vereenigde macht was meer dan voldoende om de Kerels te verpletten.
Desniettemin lieten de onverschrokken Vlamingen den moed niet zinken;
integendeel, zij waren nog trotsch genoeg om den koning van Frankrijk
door hoonende spotwoorden uit te dagen[97].
De veldslag, die hier werd geleverd, was noodlottig voor de Kerels. Wel
vochten zij als leeuwen en deden langen tijd, door hunne wonderlijke
heldhaftigheid, de kansen wankelen; maa
|