zij de ingevette brandstoffen boven de vuren,
lieten ze goed vlammen en wierpen ze dan naar beneden op het dak van het
klooster, in zulke hoeveelheid, dat ze daar in hoopen op elkander vielen
en een groot gedeelte van het dak met golvende vlammen overdekten.
Dan begrepen de ridders ten volle het inzicht en het doel hunner
hardnekkige vijanden: zij wilden al de geestelijke gebouwen door den
brand vernielen en dus de beukers en de wapenknechten van alle
beschutting berooven.
Een groot geroep rees op; de bevelen klonken verward door elkander, en
de oversten der Isegrims en der Franschen poogden hunnen mannen het
gevoel in te drukken dat men, ondanks alle gevaar, moest pogen den brand
te blusschen, wilde men niet den ganschen burg in asch te zien vergaan.
De wapenknechten, evenals hadden zij op het slagveld tegen den vijand te
strijden, liepen in menigte naar boven met al wat water kon bevatten, en
sprongen door de zoldervensters op de daken.
Maar de Kerels, die zulks wel hadden voorzien, wierpen zoo duchtig met
steenen en schoten zoo onophoudend met hunne laatste pijlen, dat een
groot getal wapenknechten doorboord of verpletterd werden en onder het
slaken van doodskreten nedervielen in het vuur zelf dat zij wilden
blusschen.
De wind blies tamelijk sterk en hitste de vlammen aan[89].
Dank aan wanhopige pogingen en ten prijze van vele menschenlevens
gelukten de wapenknechten er in den brand boven den refter uit te
dooven; maar op hetzelfde oogenblik sloegen de vlammen met nieuw geweld
uit het dak van een ander gedeelte des kloosters ...
Dit geschiedde nog herhaalde malen. Toen men eindelijk den brand geheel
meester was geworden, lagen verscheidene daken neergevallen; maar de
Kerels hadden evenwel hun voornaam doel gemist, aangezien het dak boven
den beukram, dat men allereerst had gebluscht, was behouden gebleven.
De koning van Frankrijk had dit gansche schouwspel, van uit een venster
der Love, met diepe verbittering gevolgd. Hoe werd hij nu tegen de
Kerels verbolgen, toen hij onder zijne oogen zoovele gekwetsten zag
wegdragen, alsof men tegen een vijandelijk leger had slag geleverd! Hij
zwoer zich op die uitzinnige Kerels wreedelijk te wreken. Geen enkele
zou het schromelijkste lot ontsnappen: allen zouden den marteldood
sterven!
Toen hij de Loove tegen den avond verliet, herhaalde hij nog deze
onmeedoogende veroordeeling tot groote vreugd der Isegrims, die aldus de
verzekering kregen dat al de grondbezi
|