sdir, voor uw medelijden, voor uwe
toegevendheid!"
"Volg mij dus, Dakerlia, en wees uwe belofte getrouw, heden en in de
toekomst."
De maagd stapte achter hem uit den kerker. Was haar uiterste droefheid
veinzerij geweest? Nu glimlachte zij geheimelijk, en eene vonk van
zegevierende blijdschap glinsterde in hare oogen.
Evenwel, toen zij op het plein trad, ontsnapte haar een versmachte
angstkreet en zij verbleekte van schrik.
Daar zag zij haren verloofde, met de armen op den rug gebonden tusschen
eenige wapenknechten staan. Zij ging met wankelende stappen tot hem,
blikte hem diep in de oogen en meende te spreken, doch de stem verkropte
in hare keel.
"Dakerlia, o, Dakerlia", zuchtte Robrecht, "ik smeek u, spaar mij het
gezicht uwer smart! Laat mij den moed om als een Kerel te sterven!
Vaarwel, mijn uur is gekomen ..."
De maagd liet haar hoofd op zijne borst vallen en murmelde zoo zacht,
dat hij alleen het kon hooren:
"Blijf sterk, Robrecht. Sterven is voor ons geboren worden tot een nieuw
leven. Heden nog zullen wij vereenigd zijn voor eeuwig in Gods schoot.
Ik wil u volgen tot het laatste oogenblik. Stel u niet tegen mijnen
wensch ... Moed, moed! Der Kerlen vijanden moeten u bewonderen tot in
den dood!"
Zij deed eenen stap terug; want op een bevel van Disdir Vos hadden de
wapenknechten mher Sneloghe bij den schouder gegrepen en stuwden hem nu
over het plein voort.
Dakerlia ging nevens hem, en wanneer hij een treurigen blik tot haar
richtte, hief zij hare vochtige oogen met eene genster van begeestering
ten hemel, als om het vrije vaderland der zielen aan te wijzen.
Te midden zijner wacht stapte Robrecht met opgeheven hoofd en koele
beradenheid voort. Zijn blik was evenwel onvast en wijfelend, en zoozeer
scheen hij vreemd aan alles wat rondom hem geschiedde, dat hij niet meer
acht op de tegenwoordigheid van Disdir Vos scheen te slaan, dan of hij
hem ooit hadde gekend. Al zijne denkingskracht was in een enkel gevoel
verslonden. Dakerlia had gezegd: "heden nog zullen wij daarboven
vereenigd zijn." De arme maagd wilde dus sterven uit liefde tot hem? Hij
zag in den geest hoe zij den moordpriem, dien zij op zich droeg om zich
desnoods tegen Disdir Vos te verdedigen, in haren eigen boezem plofte.
Hij meende zelfs, toen men hem in de kerk had gebracht, Dakerlia dien
wreeden aanslag op zich zelven af te raden en haar te bidden haar
dierbaar leven te sparen; maar nu rukten de wapenknechten hem met barsch
gewe
|