de afschuwelijke misdaad, die den val
van mijn vaderland heeft veroorzaakt, hadde willen beletten."
De maarschalk zag op naar den koning om hem te berichten dat de
ondervraging was geeindigd en zijne bevelen in te roepen.
Na eenige woorden met den graaf en met Gervaas Van Praet te hebben
gewisseld, verhief de Fransche vorst de stem en richtte zich tot
Robrecht Sneloghe.
"Gij hebt tienmaal den dood verdiend", zeide hij. "Te Veurne naamt gij
als aanleider een werkelijk deel aan eene samenspanning tot opstand
tegen uwen wettigen graaf; in dezen burg hebt gij weken lang den
moordenaar en zijne aanhangers verdedigd, en gij zijt meer dan anderen
de schuld dat er zooveel kostbaar bloed is moeten vergoten worden, om
wraak te nemen over den dood van graaf Karel. Gaven wij slechts gehoor
aan onzen plicht, wij zouden u onmiddellijk tot den pijnlijksten dood
moeten veroordeelen; maar de gebeden en smeekingen der goede lieden van
Brugge doen ons tot zachtmoedigheid jegens u overhellen. Wij zijn bereid
u het leven te schenken, op voorwaarde dat gij hier in het openbaar
erkennet dat de Kerels geene vrijgeboren lieden zijn, en gij verklaret
in alle geval, voor u en uw geslacht de vrijheid te verzaken[92]".
Een stille glimlach bewoog Robrechts lippen.
"Ik mij dienstbaar erkennen? Het juk der slavernij voor mij en mijn
geslacht aanvaarden? Onmogelijk, heer koning, liever twintigmaal den
dood dan zulke vernedering, dan zulke schande. Mijne voorvaderen zien
uit den hemel op mij neder; zij zullen daar niet te blozen hebben over
de lafhartigheid van hunnen zoon."
"Zinnelooze!" riep de koning, over zulke koele hardnekkigheid verbaasd,
"gij wilt mij dus dwingen u in de handen der beulen te leveren?"
Robrecht zweeg.
"Spreek een goed woord; de koning wenscht u het leven te sparen", zeide
hem Willem van Normandie.
"De koning kan mij niet redden", antwoordde Robrecht. "Er is eene
hoogere macht dan de zijne."
"Waarom? Wat wilt gij zeggen?" vroeg de graaf met verwondering.
"Omdat God zelf heeft beslist dat ik en mijne dappere gezellen moeten
sterven tot boete voor de snoode misdaad van Burchard Knap. Na onzen
dood zal de Heer des hemels misschien verzoend worden en zijne wrekende
hand oplichten van Kerlingaland."
"Kerlingaland heeft zijne vrijheid beslissend verloren en zal nimmer
opstaan uit de dienstbaarheid!" morde Rambold Tancmar, met eenen
zegevierenden spotlach.
Robrecht hief eensklaps het hoofd op en, terwijl zij
|