FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419  
420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430   431   432   433   434   >>  
ou nederstorten. Al de Kerels zouden onder zijne puinen worden begraven. Wilden zij zich op genade des konings overgeven, men zou hen beneden laten komen; weigerden zij, de beukram zou onmeedoogend zijn werk voltrekken. Men gunde hun een vierendeel uurs. Op dit voorstel antwoordden de Kerels met koele fierheid, dat zij volstrekt weigerden zich over te geven, tenzij de koning en de ridders hun de reeds meermaals uitgedrukte voorwaarden toestonden. Weigerde men dit voorstel, het was een bewijs dat men voornemens was, zonder vonnis hen te dooden, en in dit geval stierven zij nog liever als vrije Kerels onder de puinen van den toren. De wapenbode sprak in naam des konings eene vermaledijding en een doodvonnis tegen hen uit, en keerde dan terug naar de Loove. Onmiddellijk daarop begon men in het klooster met nieuwe kracht te beuken, tot verre in den avond. Dan echter werd het werk der vernieling gestaakt, ongetwijfeld omdat men vreesde den toren onverwachts te zien instorten, en men wilde vermijden dat zulks gedurende den nacht geschiedde. Ondanks de ijselijkheid van het lot dat hen dreigde, begaven de Kerels zich ter rust; en dewijl nu het bonzen van den beukram hen niet stoorde, sliepen er velen zeer vast tot in den morgen van den volgenden dag. [Illustratie: ...het hoofd op de leuning der gaanderij gelegd. (Bladz. 497.)] De zon was reeds sedert een goed uur boven de kim gerezen, toen Robrecht ontwaakte. Hij voelde zijnen geest verzwaard door den langen, loomen slaap, en stapte naar buiten, om op de gaanderij eene verfrissching voor zijn neergedrukt gemoed te zoeken. Daar zag hij eensklaps aan den zuiderkant des torens Dakerlia op eene houten bank in het stralend morgenlicht zitten. De maagd had het hoofd op de leuning der gaanderij gelegd en hield de oogen gesloten. Was zij onder de koesterende warmte der zon ingesluimerd of mijmerde zij in vergetelheid van het verloren geluk en van den akeligen dood die haar jong leven ging verslinden? Mher Sneloghe naderde tot op twee stappen van haar, bleef daar staan, vouwde de armen over de borst en staarde zuchtend op zijne verloofde. Welke eindelooze wereld van gedachten en herinneringen stormde hem op dit oogenblik door de hersens! Alwat hij had gedroomd, gehoopt, gevreesd, geleden, warrelde als een spokig gezicht hem voor de oogen. Wat was toch de mensch in de handen Gods? Zandkorrel dien het lot mede voert, evenals de wind een vlokje stof! Hij, Robrecht,
PREV.   NEXT  
|<   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419  
420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430   431   432   433   434   >>  



Top keywords:

Kerels

 

gaanderij

 

puinen

 

beukram

 

weigerden

 

Robrecht

 
gelegd
 
voorstel
 

konings

 

leuning


stralend

 
voelde
 

morgenlicht

 

zitten

 
koesterende
 

warmte

 

ingesluimerd

 
gesloten
 

ontwaakte

 

torens


verfrissching

 

neergedrukt

 

verzwaard

 
langen
 

loomen

 
stapte
 

buiten

 

gemoed

 

zoeken

 

zuiderkant


Dakerlia

 

eensklaps

 

gerezen

 

zijnen

 

houten

 

naderde

 

gevreesd

 

gehoopt

 

geleden

 

warrelde


spokig
 

gedroomd

 

herinneringen

 

gedachten

 

stormde

 

oogenblik

 

hersens

 

gezicht

 

evenals

 

vlokje