FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408  
409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430   431   432   433   >>   >|  
ijven om vijftig ellendige vijanden, zooals gij hen noemt, in handen te krijgen." De veldheer boog het hoofd en zweeg. "Indien wij het klooster en de kerk in brand deden steken?" mompelde de vorst. "De dolle Kerels zouden zich overgeven of door het vuur worden vernield?" "O, heer koning, denk daar niet aan!" zeide Gervaas Van Praet, schier smeekende. "De Bruggelingen zouden hun bloed vergieten om den oudsten tempel hunner stad te verdedigen of zijne verdelging te wreken. Ook de geestelijkheid van Vlaanderen zou dit verlies als een schrikkelijk onheil beklagen." "Maar, veldheer, ik wil niet dat de Kerels nog langer van daarboven mij en mijne ridders blijven hoonen! Er moet een middel zijn om een einde aan hunne trotschheid te stellen. Al moest ik den toren omverre werpen, zij zullen er af voordat de week verloopen zij! Mijne gewerkmeesters en mijngravers zijn ongelukkiglijk in het leger met Willem van Normandie. Zonder dit toeval ..." "Dat de heer koning zich daarom niet bedroeve", zeide Baudewijn Van Aelst. "Onder de lieden van Gent zijn behendige gewerkmeesters, een onder anderen, meester Arnold, die om zijne spitsvondigheid befaamd is door geheel Vlaanderen en tot in Duitschland toe." De koning wendde zich om en deed een teeken tot de oversten die op zijn bevel stonden te wachten. Eene groote beweging liet zich oogenblikkelijk tusschen de ridders en wapenknechten opmerken. Ieder steeg te paard of schikte zich in zijn gelid. Insgelijks naar zijn paard stappende, vroeg de koning aan mher Van Praet: "Veldheer, heeft men nu eene betere herberg voor mij doen bereiden?" "Ja, heer koning", was het antwoord, "De schepenen hebben eene woning als een paleis in gereedheid gebracht. Zij is niet verre van de Markt gelegen en men noemt ze sher Gherwijns Steen." "Het is wel, veldheer; heb de goedheid te bevelen dat men dezen namiddag den Gentschen gewerkmeester Arnold tot mij leide. Ik wil met hem spreken." Onder het uiten dezer laatste woorden was hij te paard gestegen. Hij gaf nog een sein met de hand; de bazuinen werden aangeheven, de stoet bewoog zich en zakte den Maalberg af. De Kerels keken hem zwijgend achterna, totdat hij voorbij de St-Janskapelle uit hun gezicht verdween. Dan begonnen zij onder elkander over de waarschijnlijke nederlaag van het leger der Kerels en over de gevangenneming van Willem Van Loo te kouten. Hun lot was schrikkelijk, geene de minste hoop bleef hun over. Had God waar
PREV.   NEXT  
|<   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408  
409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430   431   432   433   >>   >|  



Top keywords:

koning

 

Kerels

 
veldheer
 

Vlaanderen

 

schrikkelijk

 

Arnold

 

Willem

 

ridders

 

gewerkmeesters

 

zouden


gebracht

 
gereedheid
 
schepenen
 

woning

 
gelegen
 

paleis

 

hebben

 

bevelen

 

namiddag

 

Gentschen


gewerkmeester

 

goedheid

 

Gherwijns

 

antwoord

 
Insgelijks
 

stappende

 
schikte
 

wapenknechten

 

opmerken

 

Veldheer


bereiden

 
herberg
 

betere

 

zooals

 

vijanden

 
ellendige
 

elkander

 
waarschijnlijke
 

nederlaag

 

begonnen


Janskapelle

 

gezicht

 
verdween
 

gevangenneming

 

minste

 
kouten
 

voorbij

 
gestegen
 

vijftig

 

woorden