lijk hen vervloekt en tot eenen ijselijken dood gedoemd, om
voor den moord des graven te boeten? Volgens de wetten en gebruiken der
Kerels waren alle magen en vrienden van eenen moordenaar mede
verantwoordelijk voor de misdaad. Zij vroegen in zich zelven, waarom het
daarboven in den hemel met insgelijks zoo zou zijn. Ja, er was niet aan
het hoogere vonnis te ontsnappen; zij zouden sterven tot den laatste
toe!
In den eerste versomberde deze mistroostige overweging hunne gemoederen;
maar welhaast stonden zij weder met nieuwe hardnekkigheid uit de
hopeloosheid op en maanden elkander aan om geen het minste teeken van
zwakheid te geven en als onversaagde mannen te volharden, tot onder het
zwaard des vijands zelven, opdat hun dood getuigenis gave van der Kerlen
onverwinbaren heldenmoed.
Daar hoorden zij onverwachts weder bazuingeschal hergalmen, en zagen van
den kant der Markt een tiental ridders en eene bende wapenknechten door
de Hofstraat den burg naderen. De standaard, die men voor de
bazuinblazers hield opgeheven, verklaarde hun wie deze lieden waren.
Inderdaad, de standaard droeg de wapenteekens der Tancmars, Eet
geslachtszinnebeeld van de bloedvijanden der Erembalds!
Wat kwamen deze booze vervolgers der Kerels op den burg doen? Ha, indien
zij tot onder het bereik der pijlen durfden naderen, met welke vreugd
zouden Robrecht en zijne gezellen de vernedering van Kerlingaland op hen
wreken!
Maar de Tancmars keerden ter rechterzijde en gingen achter den
opgeworpen dam tot bij de Hoogpoort. Hier traden zij met hunne
wapenknechten in de gebouwen van het klooster.
Vele poorters hadden hen tot daar gevolgd, onder het uitspreken van
afkeurende woorden en zelfs met dreigende gebaren; maar de Tancmars,
zich door 's konings bescherming sterk wanende, hadden nu en dan de
verbitterde poorters door de wapenknechten doen terugdrijven, zonder
eenige acht op hunne vijandige houding te slaan.
Terwijl de volkshoop steeds voor het klooster aangroeide en men elkander
tegen Rambold aanhitste, als zijnde hij de oorzaak van des graven
beklaaglijken dood, werd eensklaps de standaard der Tancmars uit het
bovenste venster van den gevel der proostdij gestoken.
Dan begrepen de poorters en tevens de Kerels boven op den toren wat er
geschiedde: de Tancmars namen bezit van de proostdij als van hunnen
eigendom. Had de koning hun dit toegelaten of was het enkel eene daad
van zwetserij en overmoed?
De Kerels toonden de gebalde vuisten
|