FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399  
400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   >>   >|  
er op bedacht waren eenige tegenweer te bieden. Dan trad Robrecht Sneloghe op de gaanderij. Hij scheen kalm en er fonkelde eene genster van trotschheid in zijne oogen, alhoewel zijn aangezicht nog de sporen van gestorte tranen toonde. Hij wierp eenen blik over het plein en riep dan met eene bittere grijns op de lippen tot zijne gezellen: "Op, Kerels! Zijn wij waarlijk veroordeeld tot den dood, sterven wij ten minste gewroken! Welke gunstige gelegenheid! Eisenen wij van deze wreede beulen den prijs van den akeligen dood mijner zuster, den prijs van onzer broederen bloed! Haastig, pijlen, steenen, kokende olie! Zij zijn onverbiddelijk voor ons: geene genade meer voor hen!" En het voorbeeld bij het woord voegende, slingerde hij eenen zwaren steen naar beneden en verpletterde eenen ridder het hoofd. Zijne mannen sprongen allen te gelijk recht en schoten pijlen en smeten steenen met razende woede en overspannen kracht. De vrouwen zelven kwamen vooruit en sproeiden, met groote ijzeren lepels, vlammend pik en olie over het plein. In min dan eenige oogenblikken lagen er vele poorters, wapenknechten en ridders met verpletterd hoofd, verbrande leden of doorboorde borst ten gronde. De veldheer Gervaas Van Praet, die zich niet op zulke moorddadige tegenweer had verwacht, schrikte bij de gedachte dat hij hier nutteloos een aanzienlijk getal mannen zou verliezen. Hij deed de bazuin aanheffen en den aftocht blazen. De wapenknechten liepen te zamen en weken schier in wanorde door de Hofstraat. Eene wijl daarna was het op den burg zoo stil als ware er niets geschied. VOETNOTEN: [Voetnoot 84: "De belegerden kondigden ... den dood van Burchard aan, roepende dat een twist tusschen hem en den jongen Robrecht was opgerezen, en deze hem had nedergeveld en met zijn zwaard doorstoken." GALB., p. 551.] XXV Er waren vijf of zes dagen verloopen sedert den dood van Witta en van Burchard Knap, zonder dat de Kerels op den toren eenige tijding van buiten hadden vernomen. De Isegrims hadden bemerkt dat er uit een huis op den hoek van den Maalberg pijlen met brieven naar de Kerels werden geschoten Zij hadden daarop den graankoopman Elfrid Rooster, als plichtig aan verstandhouding met den vijand, uit zijne woning gerukt en in de gevangenis gezet. Tevens hadden zij rondom de kerk en den burg de schildwachten verdubbeld en doen afkondigen dat elk poorter, wapenknecht of ridder die tot de Kerels sprak of hun een
PREV.   NEXT  
|<   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399  
400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   >>   >|  



Top keywords:

Kerels

 

hadden

 
eenige
 

pijlen

 

mannen

 

steenen

 

tegenweer

 

Robrecht

 

wapenknechten

 

Burchard


ridder

 
tusschen
 
VOETNOTEN
 

Voetnoot

 
belegerden
 

kondigden

 

geschied

 

roepende

 

schier

 

verliezen


bazuin

 

aanzienlijk

 

nutteloos

 

verwacht

 
schrikte
 

gedachte

 
aanheffen
 

aftocht

 

Hofstraat

 

daarna


wanorde

 
blazen
 

liepen

 

verloopen

 

vijand

 
verstandhouding
 

woning

 
gerukt
 

gevangenis

 

plichtig


Rooster

 

geschoten

 
werden
 

daarop

 

graankoopman

 
Elfrid
 

Tevens

 
poorter
 

wapenknecht

 

afkondigen