nkel waarheid. Nu twee dagen geleden, is de geest van Karel bij het bed
des konings verschenen en heeft zoo lang om wraak geroepen, totdat de
koning beloofd had al degenen ter dood te brengen, die tot zijnen moord
hebben geholpen. Den nacht daarna heeft de nieuwe graaf Willem van
Normandie het spook insgelijks bij zijn bed gezien en gehoord, en
dezelfde belofte gedaan Daarom heeft men heden u zoo geweldig bestormd,
en daarom ook heeft men heden de gevangene Kerels zoo onmenschelijk
gemarteld. De geest van graaf Karel heeft zelf die marteling der Kerels
van den nieuwen graaf geeischt."
Toen hij dus zijne veropenbaring had geeindigd en door schijnbare
feiten bevestigd, sprak er niemand meer: al deze harde, moedige Kerels,
die weinig vatbaar waren voor vrees, zoolang het slechts stoffelijke
gevaren gold, beefden nu bij de bedreiging der wraak van een
ontstoffelijk wezen, aan welks verschijning hunne bijgeloovigheid hun
niet toeliet te twijfelen.
Dat de onverzoende of onbevredigde geesten van vermoorde menschen op
aarde konden rondwaren, om wraak op hunne moordenaars te eischen, dit
was zoowel volgens de Christelijke als volgens de Heidensche begrippen
onbetwistbaar.
Het verhaal van David Snoek kon waar zijn, ja, het moest waar zijn,
dachten zij, aangezien men bij het lijk van graaf Karel de vormen der
verzoening niet had in acht genomen, en zelfs de Christelijke
plechtigheden niet had vervuld.
Na lang met klimmenden angst en benauwdheid deze erge zaak te hebben
overwogen, kwamen de meesten tot het besluit zich met den geest van
graaf Karel te verzoenen, om hem de vervolging tegen hen te doen staken.
Zij zouden dus, op het uur van middernacht dat nu aanstaande was, de
Heidensche plechtigheden vieren die men Dodsiras noemde.
Daar Robrecht Sneloghe en eenige anderen zich tegen dit opzet
verklaarden en beweerden dat het beter was, volgens de gebruiken der
Kerk den nacht in gebeden voor de ziel van den doode door te brengen,
besliste men, dat elkeen te dier gelegenheid zou handelen volgens zijn
geloof en volgens de inspraak van zijn geweten. David Snoek zou bij de
gekwetsten blijven en aan hunne verzorging helpen tot morgen. Vond men
een middel om hem aan een touw af te laten, en wilde hij het wagen, men
zou hem oorlof geven om zich te redden.
Op het uur van middernacht bood de kapelle een vreemd schouwspel aan. De
gansche beuk was verlicht met een zeker getal smokende lampen, die langs
de muren waren opgehangen. R
|