en enkelen zwaai zijner linkerhand, wierp de smeekende
maagd zoo geweldig achteruit dat zij tegen den kerkmuur viel.
De pijl snorde door de lucht en trof in eene schuinsche richting Disdir
Vos op de schouderplaat; maar hier schampte hij af, verhief zich weder
en doorboorde den hals van den overste der wapenknechten. Deze, zich
doodelijk gekwetst voelende, begon te wankelen doch had nog, terwijl hij
ineenzakte, de kracht om te roepen:
"Sla toe! Sla toe!"
De beul, op dit bevel, slingerde zijn bliksemend zwaard door de lucht
... en het hoofd der arme Witta rolde ten gronde ...
Een lange angstschreeuw, een akelige noodkreet weergalmde terzelfder
tijd op het plein en op den toren.
Robrecht Sneloghe, als hadde het gezicht van het bloedend lijk zijner
zuster hem met versteendheid en verbijstering geslagen, lag beweegloos
over de gaanderij en hield den strakken blik naar beneden. Hij sprak
geen woord, en welke pogingen de weenende Dakerlia ook inspande om hem
uit den afgrond zijner smarf op te heffen, hij antwoordde haar niet.
Eensklaps toch scheen de bewustheid van wat er was geschied in hem
terug te keeren. Hij sprong achteruit, trok zij'n zwaard en riep tot
Burchard, terwijl vele Kerels, die zijn inzicht begrepen, hem wilden
weerhouden:
"Moordenaar van den graaf, moordenaar van Bertulf, moordenaar mijner
zuster, moordenaar van Kerlingaland, uw bloed moet ik hebben! Weze mijn
arm de uitvoerder van Gods wraak! Het hoofd zal ik u klooven, vervloekte
duivel, geboren tot ramp en schand van uw geslacht!"
Hij was zoodanig door woede vervoerd, dat hij eenigen zijner gezellen
overhoop smeet, zelfs Dakerlia met geweld terugdreef en bulderend
vooruit liep naar Burchard die, met het zwaard in de vuist en eenen
spotlach op de lippen, hem verwachtte.
Nog immer poogden hunne gezellen hen van elkander verwijderd te houden;
maar Robrecht riep op eenen toon, die geene wederspraak meer toeliet:
"Kamp! Kamp! Wilt gij mij niet dwingen een moordenaar te worden, laat
mij strijden tegen het wangedrocht! Achteruit, achteruit! Hij verdedige
zich, of ik vel hem, onmensen die hij is, voor mijne voeten neder!"
Door den kreet "kamp! kamp!" welken de beide vijanden terzelfder tijd
aanhieven, zagen de Kerels zich gedwongen hen in vrijheid elkander te
laten bevechten.
Stervende van schrik en hare onmacht voelende, was Dakerlia op beide
knieen nedergezonken en hield nu de handen ten hemel en bad God om
bescherming.
De zwaarden sl
|