FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394  
395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   >>   >|  
s veldheers bode zeide op de groote gaanderij was gekomen, viel Robrecht hier met eenen spotlach in de rede, en riep: "Zinnelooze woorden! Ziet gij niet dat de Isegrims deze nieuwe list uitgevonden hebben om ons in handen te krijgen en ons te martelen, zooals zij onze ongelukkige broeders hebben gemarteld? Al wat zij zeggen is bedrog en valschheid. Zoohaast gij beneden zijt zal men u doodslaan en uwe lijken met voeten treden. Wat mij betreft, ik geef mij niet over. Moet ik sterven, het zij dan met met zwaard in de vuist!" "Maar, maar, om Gods wille, Burchard", smeekte mher Sneloghe, "beneem mij dit laatste middel niet! Veroordeel mijne rampzalige zuster niet tot eenen gruwelijken dood!" "Te veel reeds hebben vrouwen onze verdediging gehinderd", gromde Burchard. "Voor het behoud van het leven uwer zuster zoudt gij het leven van al deze dappere mannen gaan opofferen? Het is belachelijk!" Robrecht meende tegen den barschen Burchard met woede uit te vallen; maar nu galmde hem van beneden eenen angstkreet in de ooren, die hem naar den boord der gaanderij deed springen. Hij zag de arme Wtta tusschen ridders en wapenknechten ten gronde geknield, terwijl een beul met uitgetogen zwaard nevens haar gereed stond om op het eerste sein haar het hoofd af te slaan. Bevend als een riet en schier zinneloos van verschriktheid, deed Robrecht een teeken dat hij wilde spreken. De wapenbode naderde en mher Sneloghe gaf hem te kennen dat de Kerels er in toestemden den toren te verlaten en zich in des veldheers handen over te geven op voorwaarde dat men hen allen in de gevangenis zou leiden en men hen door een gerechtshof zou doen oordeelen, opdat elk hunner gestraft wierde in de maat zijner schuldigheid. De wapenbode keerde terug naar de ridders die onder elkander met zekere hevigheid over deze voorstellen begonnen te raadplegen. Intusschen was Disdir Vos, door den gang der onderhandelingen verstout, uit zijne schuilplaats getreden en stond nu nevens de geknielde Witta, waar hij met eenen ridder, die de overste der wapenknechten scheen, begon te spreken. Burchard bemerkte den verrader van op den toren. Hij nam, zonder iets te zeggen, den boog uit de handen van eenen zijner mannen, legde er eenen pijl op en mikte ... Met eenen angstigen gil sprong Dakerlia naar hem toe en wilde hem den boog uit de handen rukken, terwijl zij riep: "Houd op, laat af, uw pijl is een doodvonnis voor de ongelukkige Witta!" Maar hij, met een
PREV.   NEXT  
|<   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394  
395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   >>   >|  



Top keywords:

handen

 

Burchard

 
hebben
 

Robrecht

 

nevens

 

zwaard

 

wapenbode

 

gaanderij

 

zuster

 

zijner


Sneloghe

 
spreken
 
veldheers
 

mannen

 
wapenknechten
 

ridders

 

zeggen

 

ongelukkige

 

beneden

 

terwijl


leiden

 

voorwaarde

 

gevangenis

 

zinneloos

 
teeken
 

Kerels

 
kennen
 

toestemden

 

verschriktheid

 

Bevend


verlaten

 
naderde
 

schier

 

hevigheid

 

verrader

 
zonder
 

bemerkte

 
geknielde
 

ridder

 

overste


scheen

 

doodvonnis

 
rukken
 

angstigen

 

sprong

 
Dakerlia
 

getreden

 
schuilplaats
 

schuldigheid

 

keerde