FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396  
397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   >>   >|  
ingerden door de lucht en vielen nu en dan bonzend of knarsend op pantser of op helm. De uiterste woede zelve der strijders maakte hunne slagen onzeker. Na eene korte wijl echter bekwam mher Sneloghe zulken harden slag op den schouder dat hij er onder bukte en met eene knie ten gronde zonk. Een gil van doodelijken angst ontsnapte Dakerlia, die haren verloofde reeds dood waande; maar vooraleer Burchard opnieuw zijn zwaard kon verheffen, was Robrecht opgesprongen en achteruitgeweken. Onder het bulderen van sombere wraakkreten, liep hij weder tegen zijnen vijand in en trof hem zoo geweldig terzijde onder zijnen helm dat hij hem den hals half doorhakte. Eene onduidbare vermaledijding bonsde op uit Burchards borst; het bloed ontsprong hem in eenen dikken straal, en hij viel zonder beweging achterover. De Houtkerels naderden hunnen overste om zijnen helm te ontgespen en hem hulp te brengen; maar zijne wijde wonde en de doodverf op zijn gelaat lieten hun slechts weinig hoop--Burchard Knap had het leven verloren, en zijne ziel was opgeklommen tot God, om daar te verantwoorden over hetgeen hij op de wereld had gedaan. In den eerste had Robrecht met eenen glim van voldoening op zijnen gevallen vijand gestaard, doch na een kort oogenblik keerde het gevoel eener akelige zekerheid in hem terug, en hij sprong met eenen scherpen kreet naar de gaanderij. Over de leuning gebogen, schouwde hij naar beneden ... Hij zag hoe men het bloedig lijk zijner zuster van den grond ophief om het elders te voeren, en hoe een wapenknecht het afgehakte hoofd bij de haren hield en het zoo de arme doode achternadroeg ... Dit gezicht doorboorde hem het hart als een moordpriem. Hij viel ontzenuwd en vertwijfelend op de leuning der gaanderij, en begon te weenen en te snikken als een kind: "Dood, dood, mijne arme Witta!... Onschuldig en rein als een offerlam! God, o, God, Gij hebt ons vermaledijd!... maar waarom mijne arme zuster?... Wee, wee; mocht ik sterven!..." En overvloediger nog stroomden hem de tranen langs de wangen Dakerlia, niet min ontsteld en door droefheid verpletterd, poogde evenwel hem nog te troosten. Hij scheen haar niet te hooren en bleef in stomme hopeloosheid verslonden, totdat zij eindelijk, als laatste toevlucht, zijne mannelijke fierheid aanriep en hem deed begrijpen dat het gezicht zijner tranen de Kerels verschrikte en hun den moed geheel zou benemen. Hetzij de storm zijner smart een weinig was bedaard of dat
PREV.   NEXT  
|<   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396  
397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   >>   >|  



Top keywords:

zijnen

 

zijner

 
Burchard
 

weinig

 

Dakerlia

 

vijand

 

gezicht

 

zuster

 

tranen

 

Robrecht


leuning

 
gaanderij
 
ingerden
 

akelige

 
doorboorde
 

achternadroeg

 

zekerheid

 

moordpriem

 

keerde

 

weenen


snikken

 

vertwijfelend

 

bloedig

 

ontzenuwd

 
gevoel
 

sprong

 
elders
 

voeren

 

gebogen

 

wapenknecht


ophief

 
schouwde
 

vielen

 

beneden

 

afgehakte

 
scherpen
 

vermaledijd

 
eindelijk
 

laatste

 

toevlucht


mannelijke

 

totdat

 
verslonden
 

hooren

 

stomme

 
hopeloosheid
 

fierheid

 
aanriep
 

Hetzij

 

benemen