FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392  
393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   >>   >|  
nauwelijks had hij eenige stappen gedaan, of een Kerel kwam hem achternageloopen en riep hem toe: "Mher Sneloghe, gij bedriegt u: het is onze kastelein Hacket niet, dien zij naar hier brengen. Neen, het is eene vrouw ..." Robrecht en Dakerlia slaakten terzelfder tijd eenen grievenden noodkreet. "Eene vrouw? O, hemel, eene vrouw!" Meer zeiden zij niet: hun vervaarde blik en de ontsteltenis huns gelaats toonden genoeg dat zij door eene schrikwekkende gedachte waren aangegrepen. Zij liepen terug naar de gaanderij en poogden, door het overspannen hunner gezichtskracht, te herkennen of de Kerel hun de waarheid had gezegd; doch nu de menigte zich verdrong om de Hof straat in te stroomen, was het hun onmogelijk iets te onderscheiden. Welhaast bereikte deze verwarde stoet de Hofpoort en trad op het middelplein van den burg. Dakerlia vloog haren verloofde met eenen angstschreeuw aan den hals. "Arme Robrecht!" zuchtte zij. "Wee, wee ons, het is Witta, de goede Witta! Gruwelijk, Disdir Vos, de valsche verrader, stoot haar voort en mishandelt haar!" "Mijne zuster? Zij ook, zij zou boeten voor de misdaad! O, neen, mijn God, laat mij sterven; maar behoed een arm, onschuldig kind!" Witta Sneloghe stapte tusschen een twintigtal wapenknechten die haar nu en dan barschelijk bij den schouder namen of haar voortstuwden. Disdir Vos was niet meer met haar; ongetwijfeld had hij zich achter den dam of onder het kerkportaal verscholen in de gegronde vrees dat zijne tegenwoordigheid sommige Kerels kon aandrijven om hem eenen pijl door het lichaam te schieten. Van zoohaast Witta op den burg was verschenen, had zij oogen en handen tot haren broeder en tot Dakerlia opgeheven, als wilde zij haar schrikkelijk lot hun klagen of hunne hulp afsmeeken. Tranen rolden de ongelukkige maagd over de wangen. Het was Robrecht zoo bang om het hart, dat hij sidderend naar beneden schouwde en geene andere klacht deed hooren dan een heesch en somber keelgeluid. Dakerlia, door zijnen angst en zijn lijden verschrikt, overwon hare eigene smart, om hem te steunen en te troosten. Zij zeide hem dat alle hoop niet was verloren. Misschien vreesden zij ten onrechte een ijselijk ongeluk. Zij kenden immers de inzichten des vijands niet ... Maar nu trad een wapenbode dichter bij den toren en riep hun toe: "In name van mher Gervaas Van Praet, veldheer der Vlaamsche heirkracht, spreek ik tot u. Hoort, wat hij u meldt. Geeft u over in zijne hand
PREV.   NEXT  
|<   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392  
393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 

Robrecht

 
Disdir
 

Sneloghe

 

ongelukkige

 

rolden

 

afsmeeken

 

Tranen

 

kerkportaal

 

voortstuwden


ongetwijfeld

 
wangen
 
achter
 

klagen

 
handen
 

aandrijven

 

Kerels

 

lichaam

 

zoohaast

 

verschenen


broeder

 

opgeheven

 

gegronde

 

verscholen

 
schieten
 

schrikkelijk

 
sommige
 

tegenwoordigheid

 

zijnen

 

vijands


wapenbode

 
dichter
 

inzichten

 

ijselijk

 

onrechte

 
ongeluk
 

kenden

 
immers
 

spreek

 

heirkracht


Gervaas

 

veldheer

 
Vlaamsche
 

vreesden

 

heesch

 
hooren
 

somber

 
keelgeluid
 

schouder

 

klacht